14 Ibrahiem (De profeet Abraham)
بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ
In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige m.b.t. iedereen, maar tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)
الٓرٰ ۟ کِتٰبٌ اَنۡزَلۡنٰہُ اِلَیۡکَ لِتُخۡرِجَ النَّاسَ مِنَ الظُّلُمٰتِ اِلَی النُّوۡرِ ۬ۙ بِاِذۡنِ رَبِّہِمۡ اِلٰی صِرَاطِ الۡعَزِیۡزِ الۡحَمِیۡدِ ۙ﴿۱﴾
Alief-Laaam-Raa; Kietaaboen anzalnaahoe ielaika lietoeghriedjan-naasa mienaz zoeloemaatie ielan noerie bie-ieznie Rabbiehiem ielaa sieraatiel 'Azieeziel Hamieed
14:1 Alief, Laam, Ra. (Dit is) een Boek dat Wij aan jou neergezonden hebben, zodat jij de mensen, met de toestemming van hun Heer, uit de duisternissen (ongeloof, polytheïsme, onrecht) naar het licht (monotheïsme, rechtvaardigheid, vrede) kunt brengen, het pad van Al-Aziez (de Almachtige), Al-Hamied (de Bezitter van alle dank en eer. Degene die het meest geprezen wordt en waardig is om geprezen te worden). (Notitie, zie ook 5:16)

اللّٰہِ الَّذِیۡ لَہٗ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَا فِی الۡاَرۡضِ ؕ وَ وَیۡلٌ لِّلۡکٰفِرِیۡنَ مِنۡ عَذَابٍ شَدِیۡدِۣ ۙ﴿۲﴾
Allaahiel laziee lahoe maa fies samaawaatie wa maa fiell ard; wa wailoel lielkaafierieena mien 'azaabien shadieed
14:2 Allah is Degene, aan Hem behoort alles wat in de hemelen en op de aarde is. En wee (verdriet) tot de ongelovigen, vanwege de ernstige straf!

الَّذِیۡنَ یَسۡتَحِبُّوۡنَ الۡحَیٰوۃَ الدُّنۡیَا عَلَی الۡاٰخِرَۃِ وَ یَصُدُّوۡنَ عَنۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ وَ یَبۡغُوۡنَہَا عِوَجًا ؕ اُولٰٓئِکَ فِیۡ ضَلٰلٍۭ بَعِیۡدٍ ﴿۳﴾
Allazieena yastahiebboe nal hayaatad doenyaa 'alal aaghieratie wa yasoeddoena 'ansabieeliel laahie wa yabghoenahaa 'iewadjaa; oelaaa 'ieka fiee dalaalien ba'ieed
14:3 Degenen die meer van het wereldse leven houden dan van het Hiernamaals, en die (mensen) op de weg van Allah verhinderen en die een manier zoeken om het krom te maken, deze zijn het die ver afgedwaald zijn.

وَ مَاۤ اَرۡسَلۡنَا مِنۡ رَّسُوۡلٍ اِلَّا بِلِسَانِ قَوۡمِہٖ لِیُبَیِّنَ لَہُمۡ ؕ فَیُضِلُّ اللّٰہُ مَنۡ یَّشَآءُ وَ یَہۡدِیۡ مَنۡ یَّشَآءُ ؕ وَ ہُوَ الۡعَزِیۡزُ الۡحَکِیۡمُ ﴿۴﴾
Wa maaa arsalnaa mier Rasoelien iellaa bieliesaanie qawmiehiee lieyoebaiyiena lahoem fa yoedielloel laahoe may yashaaa'oe wa yahdiee may yashaaa'; wa Hoewal 'Azieezoel Hakieem
14:4 En Wij zonden een boodschapper slechts met de taal van het volk, zodat hij het hen duidelijk kon maken. Vervolgens laat Allah dwalen wie Hij wil en leidt wie Hij wil. En Hij is Al-Aziez (de Almachtige), Al-Hakiem (de Al-Wijze).

وَ لَقَدۡ اَرۡسَلۡنَا مُوۡسٰی بِاٰیٰتِنَاۤ اَنۡ اَخۡرِجۡ قَوۡمَکَ مِنَ الظُّلُمٰتِ اِلَی النُّوۡرِ ۬ۙ وَ ذَکِّرۡہُمۡ بِاَیّٰىمِ اللّٰہِ ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیٰتٍ لِّکُلِّ صَبَّارٍ شَکُوۡرٍ ﴿۵﴾
Wa laqad arsalnaa Moesaa bie Aayaatienaa an aghriedj qawmaka mienaz zoeloemaatie ielan noerie wa zak kierhoem bie ayyaamiel laah; ienna fiee zaalieka la aayaatiel liekoellie sabbaarien shakoer
14:5 En waarlijk, Wij zonden Moesa met Onze Tekenen, zeggende: "Leid jouw volk van de duisternissen naar het licht. En herinner hen aan de dagen van Allah (Sabbat). Voorzeker, daarin zijn zeker tekenen voor iedereen die geduldig en dankbaar is. (Notitie: Zie 2:65, 7:163 over de Sabbat)

وَ اِذۡ قَالَ مُوۡسٰی لِقَوۡمِہِ اذۡکُرُوۡا نِعۡمَۃَ اللّٰہِ عَلَیۡکُمۡ اِذۡ اَنۡجٰکُمۡ مِّنۡ اٰلِ فِرۡعَوۡنَ یَسُوۡمُوۡنَکُمۡ سُوۡٓءَ الۡعَذَابِ وَ یُذَبِّحُوۡنَ اَبۡنَآءَکُمۡ وَ یَسۡتَحۡیُوۡنَ نِسَآءَکُمۡ ؕ وَ فِیۡ ذٰلِکُمۡ بَلَآءٌ مِّنۡ رَّبِّکُمۡ عَظِیۡمٌ ٪﴿۶﴾
Wa iez qaala Moesaa lieqawmiehiez koeroe nie'matal laahie 'alaikoem iez andjaakoem mien Aalie Fier'awna yasoemoe nakoem soeo'al 'azaabie wa yoezabbiehoena abnaaa'akoem wa yastahyoena niesaaa'akoem; wa fiee zaaliekoem balaaa'oen mier Rabbiekoem 'azieem
14:6 (Gedenk) toen Moesa tegen zijn volk zei: "Gedenk de gunst van Allah op jullie, toen Hij jullie redde van Farao's mensen. Ze pijnigden jullie met zware martelingen en slachtten jullie zonen af en lieten de vrouwen leven. Daarin was een zeer grote beproeving van jullie Heer."

وَ اِذۡ تَاَذَّنَ رَبُّکُمۡ لَئِنۡ شَکَرۡتُمۡ لَاَزِیۡدَنَّکُمۡ وَ لَئِنۡ کَفَرۡتُمۡ اِنَّ عَذَابِیۡ لَشَدِیۡدٌ ﴿۷﴾
Wa iez ta azzana Rabboekoem la'ien shakartoem la azieedannakoem wa la'ien kafartoem ienna 'azaabiee lashadieed
14:7 (Gedenk) toen jullie Heer verkondigde: "Als jullie dankbaar zijn, dan zullen Wij jullie zeker meer geven. Echter, als jullie ondankbaar zijn, voorzeker, (Weet dan dat) mijn straf zeker ernstig is."

وَ قَالَ مُوۡسٰۤی اِنۡ تَکۡفُرُوۡۤا اَنۡتُمۡ وَ مَنۡ فِی الۡاَرۡضِ جَمِیۡعًا ۙ فَاِنَّ اللّٰہَ لَغَنِیٌّ حَمِیۡدٌ ﴿۸﴾
Wa qaala Moesaaa ien takfoeroeo antoem wa man fiel ardie djamiee'an fa iennal laaha la Ghanieyyoen Hamieed
14:8 En Moesa zei: "Als jullie niet geloven, jullie en wie dan ook op aarde, weet dan dat Allah vrij is van enige behoefte, (want Hij is) de bezitter van alle dank en eer."

اَلَمۡ یَاۡتِکُمۡ نَبَؤُا الَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلِکُمۡ قَوۡمِ نُوۡحٍ وَّ عَادٍ وَّ ثَمُوۡدَ ۬ؕۛ وَ الَّذِیۡنَ مِنۡۢ بَعۡدِہِمۡ ؕۛ لَا یَعۡلَمُہُمۡ اِلَّا اللّٰہُ ؕ جَآءَتۡہُمۡ رُسُلُہُمۡ بِالۡبَیِّنٰتِ فَرَدُّوۡۤا اَیۡدِیَہُمۡ فِیۡۤ اَفۡوَاہِہِمۡ وَ قَالُوۡۤا اِنَّا کَفَرۡنَا بِمَاۤ اُرۡسِلۡتُمۡ بِہٖ وَ اِنَّا لَفِیۡ شَکٍّ مِّمَّا تَدۡعُوۡنَنَاۤ اِلَیۡہِ مُرِیۡبٍ ﴿۹﴾
Alam ya'tiekoem naba'oel lazieena mien qabliekoem qawmie Noehiew wa 'Aadiew wa Samoed, wallazieena miem ba'diehiem; laa ya'lamoehoem iellallaah; djaaa'at hoem Roesoeloehoem bielbaiyienaatie faraddoeo aydieyahoem fieee afwaahiehiem wa qaaloeo iennaa kafarnaa biemaaa oersieltoem biehiee wa iennaa lafiee shakkiem miemmaa tad'oenanaaa ielaihie moerieeb
14:9 Zijn jullie niet bekend met de gebeurtenissen van de generaties voor jullie, zoals het volk van Noeh (Noach), het volk Aad, het volk Thamud en de volken na hen? Niemand kent hen, behalve Allah. Hun boodschappers kwamen tot hen met duidelijke bewijzen. Echter, ze deden hun handen in hun monden (als bespotting). Ze zeiden: "Voorzeker, we geloven niet in hetgeen waarmee jullie gezonden zijn. Voorzeker, we hebben echt grote twijfels over datgene waartoe jullie ons uitnodigen (monotheïsme)."

قَالَتۡ رُسُلُہُمۡ اَفِی اللّٰہِ شَکٌّ فَاطِرِ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ یَدۡعُوۡکُمۡ لِیَغۡفِرَ لَکُمۡ مِّنۡ ذُنُوۡبِکُمۡ وَ یُؤَخِّرَکُمۡ اِلٰۤی اَجَلٍ مُّسَمًّی ؕ قَالُوۡۤا اِنۡ اَنۡتُمۡ اِلَّا بَشَرٌ مِّثۡلُنَا ؕ تُرِیۡدُوۡنَ اَنۡ تَصُدُّوۡنَا عَمَّا کَانَ یَعۡبُدُ اٰبَآؤُنَا فَاۡتُوۡنَا بِسُلۡطٰنٍ مُّبِیۡنٍ ﴿۰۱﴾
Qaalat Roesoeloehoem afiellaahie shakkoen faatieries samaawaatie wal ardie yad'oekoem lieyaghfiera lakoem mien zoenoebiekoem wa yoe'aghierakoem ielaaa adjalien moesammaa; qaaloe ien antoem iellaa basharoem miesloenaa toerieedoena an tasoeddoenaa 'ammaa kaana ya'boedoe aabaaa'oenaa fa'toenaa bie soeltaanien moebieen
14:10 Hun Boodschappers zeiden: "Hoe kan er enige twijfel zijn over de Schepper van de hemelen en de aarde? Hij nodigt jullie uit, zodat Hij jullie zonden kan vergeven en uitstel (van de dood) kan verlenen tot een bepaalde tijd. Ze zeiden: "Jullie zijn slechts mensen net als ons. Jullie willen ons verhinderen van datgeen wat onze voorvaders aanbaden. Dus breng voor ons een duidelijk bewijs."

قَالَتۡ لَہُمۡ رُسُلُہُمۡ اِنۡ نَّحۡنُ اِلَّا بَشَرٌ مِّثۡلُکُمۡ وَ لٰکِنَّ اللّٰہَ یَمُنُّ عَلٰی مَنۡ یَّشَآءُ مِنۡ عِبَادِہٖ ؕ وَ مَا کَانَ لَنَاۤ اَنۡ نَّاۡتِیَکُمۡ بِسُلۡطٰنٍ اِلَّا بِاِذۡنِ اللّٰہِ ؕ وَ عَلَی اللّٰہِ فَلۡیَتَوَکَّلِ الۡمُؤۡمِنُوۡنَ ﴿۱۱﴾
Qaalat lahoem Roesoeloehoem ien nahnoe iellaa basharoem miesloekoem wa laakiennal laaha yamoennoe 'alaa may yashaaa'oe mien 'iebaadiehiee wa maa kaana lanaaa an na'tieyakoem biesoel taanien iellaa bie iezniel laah; wa 'alal laahie falyatawakkaliel moe'mienoen
14:11 Hun Boodschappers zeiden tot hen: "Wij zijn (inderdaad) slechts mensen net als jullie. Echter, Allah schenk Zijn gunsten (de profeetschap) op wie Hij wil van Zijn dienaren. En het is niet voor ons bedoeld om een bewijs voor jullie te brengen, behalve als Allah er toestemming voor geeft. Dus laten de gelovigen hun vertrouwen stellen in Allah." (Notitie: zie ook 13:38, 17:59)

وَ مَا لَنَاۤ اَلَّا نَتَوَکَّلَ عَلَی اللّٰہِ وَ قَدۡ ہَدٰىنَا سُبُلَنَا ؕ وَ لَنَصۡبِرَنَّ عَلٰی مَاۤ اٰذَیۡتُمُوۡنَا ؕ وَ عَلَی اللّٰہِ فَلۡیَتَوَکَّلِ الۡمُتَوَکِّلُوۡنَ ﴿۲۱﴾
Wa maa lanaa allaa natawakkala 'alal laahie wa qad hadaanaa soeboelanaa; wa lanasbieranna 'alaa maaa aazaitoemoenaa; wa 'alal laahie falyatawakkaliel moetawakkieloen
14:12 "En waarom zouden we ons vertrouwen niet in Allah stellen, terwijl Hij ons zeker geleid heeft naar onze wegen? Wij zullen zeker de pijn die jullie ons aandoen, geduldig verdragen. En laat de goed gelovigen hun vertrouwen in Allah stellen."

وَ قَالَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا لِرُسُلِہِمۡ لَنُخۡرِجَنَّکُمۡ مِّنۡ اَرۡضِنَاۤ اَوۡ لَتَعُوۡدُنَّ فِیۡ مِلَّتِنَا ؕ فَاَوۡحٰۤی اِلَیۡہِمۡ رَبُّہُمۡ لَنُہۡلِکَنَّ الظّٰلِمِیۡنَ ﴿۳۱﴾
Wa qaalal lazieena kafaroe lie Roesoeliehiem lanoeghriedjanna koem mien aardienaaa aw la ta'oedoenna fiee miellatienaa fa awhaaa ielaihiem Rabboehoem lanoehliekannaz zaaliemieen
14:13 De ongelovigen zeiden tot hun boodschappers: "Wij zullen jullie zeker uit onze land wegjagen, tenzij jullie weer tot onze geloofsopvatting terugkeren." Dus openbaarde hun Heer tot hen: "Wij zullen de misdadigers zeker vernietigen." (Notitie: zie ook 7:88-89)

وَ لَنُسۡکِنَنَّـکُمُ الۡاَرۡضَ مِنۡۢ بَعۡدِہِمۡ ؕ ذٰلِکَ لِمَنۡ خَافَ مَقَامِیۡ وَ خَافَ وَعِیۡدِ ﴿۴۱﴾
Wa lanoeskienan nakoemoel arda mien ba'diehiem; zaalieka lieman ghaafa maqaamiee wa ghaafa wa'ieed
14:14 En zeer zeker, Wij zullen jullie in het land laten vestigen, na (het heen gaan van) hen. Dat (het land) is voor degene die vreest om voor Mij te staan en die Mijn waarschuwing vreest." (Notitie: zie ook 7:128)

وَ اسۡتَفۡتَحُوۡا وَ خَابَ کُلُّ جَبَّارٍ عَنِیۡدٍ ﴿۵۱﴾
Wastaftahoe wa ghaaba koelloe djabbaarien 'anieed
14:15 Ze (de ongelovigen) zochten naar de overwinning (tegen de gelovigen). Echter, elke koppige tiran werd teleurgesteld. (Notitie: zie ook 8:19)

مِّنۡ وَّرَآئِہٖ جَہَنَّمُ وَ یُسۡقٰی مِنۡ مَّآءٍ صَدِیۡدٍ ﴿۶۱﴾
Miew waraaa'iehiee djahannamoe wa yoesqaa mien maaa'ien sadieed
14:16 Zijn vooruitzicht is de hel. Hij zal gedwongen worden om pus-vocht te drinken.

یَّتَجَرَّعُہٗ وَ لَا یَکَادُ یُسِیۡغُہٗ وَ یَاۡتِیۡہِ الۡمَوۡتُ مِنۡ کُلِّ مَکَانٍ وَّ مَا ہُوَ بِمَیِّتٍ ؕ وَ مِنۡ وَّرَآئِہٖ عَذَابٌ غَلِیۡظٌ ﴿۷۱﴾
Yatadjarra'oehoe wa laa yakaadoe yoesieeghoehoe wa ya'tieehiel mawtoe mien koellie makaaniew wa maa hoewa biemaiyietiew wa miew waraaa'iehiee 'azaaboen ghalieez
14:17 Hij zal het met kleine teugjes drinken. Echter, hij kan het bijna niet doorslikken. En de (pijn van de) dood komt hem van elke zijde, maar hij zal niet dood gaan. En voor hem ligt er een zware straf.

مَثَلُ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا بِرَبِّہِمۡ اَعۡمَالُہُمۡ کَرَمَادِۣ اشۡتَدَّتۡ بِہِ الرِّیۡحُ فِیۡ یَوۡمٍ عَاصِفٍ ؕ لَا یَقۡدِرُوۡنَ مِمَّا کَسَبُوۡا عَلٰی شَیۡءٍ ؕ ذٰلِکَ ہُوَ الضَّلٰلُ الۡبَعِیۡدُ ﴿۸۱﴾
Masaloel lazieena kafaroe bie Rabbiehiem; a'maaloehoem karamaadieniesh taddat biehier rieehoe fiee yawmien 'aasiefien; laa yaqdieroena miemmaa kasaboe 'alaa shai'; zaalieka hoewad dalaaloel ba'ieed
14:18 De gelijkenis van de daden van degenen die niet in hun Heer geloven is als as waarop een harde wind tekeer gaat op een stormachtige dag. Ze hebben geen enkel controle over hetgeen ze verdiend hebben. Dat is hoe ver ze afgedwaald zijn.

اَلَمۡ تَرَ اَنَّ اللّٰہَ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ بِالۡحَقِّ ؕ اِنۡ یَّشَاۡ یُذۡہِبۡکُمۡ وَ یَاۡتِ بِخَلۡقٍ جَدِیۡدٍ ﴿۹۱﴾
Alam tara annal laaha ghalaqas samaawaatie wal arda bielhaqq; iey yasha yoezhiebkoem wa ya'tie bieghalqien djadieed
14:19 Zie je niet dat Allah de hemelen en de aarde in waarheid heeft geschapen? Als Hij het wil, kan Hij jullie verwijderen en een nieuwe creatie voortbrengen.

وَّ مَا ذٰلِکَ عَلَی اللّٰہِ بِعَزِیۡزٍ ﴿۰۲﴾
Wa maa zaalieka 'alal laahie bie 'azieez
14:20 En dat is voor Allah niet moeilijk.

وَ بَرَزُوۡا لِلّٰہِ جَمِیۡعًا فَقَالَ الضُّعَفٰٓؤُا لِلَّذِیۡنَ اسۡتَکۡبَرُوۡۤا اِنَّا کُنَّا لَکُمۡ تَبَعًا فَہَلۡ اَنۡتُمۡ مُّغۡنُوۡنَ عَنَّا مِنۡ عَذَابِ اللّٰہِ مِنۡ شَیۡءٍ ؕ قَالُوۡا لَوۡ ہَدٰىنَا اللّٰہُ لَہَدَیۡنٰکُمۡ ؕ سَوَآءٌ عَلَیۡنَاۤ اَجَزِعۡنَاۤ اَمۡ صَبَرۡنَا مَا لَنَا مِنۡ مَّحِیۡصٍ ﴿۱۲﴾
Wa barazoe liellaahie djamiee'an faqaalad doe'afaaa'oe liel lazieenas takbaroeo iennaa koennaa lakoem taba'an fahal antoem moeghnoena 'annaa mien 'azaabiel laahie mien shai'; qaaloe law hadaanal laahoe la hadaynaakoem sawaaa'oen 'alainaaa adjazie'naa am sabarnaa maa lanaa mien mahiees
14:21 En ze zullen allen voor Allah komen. Vervolgens zullen de zwakken tegen degenen die hoogmoedig waren, zeggen: "Voorzeker, wij waren jullie volgelingen, kunnen jullie iets voor ons betekenen tegen de straf van Allah? Ze zullen zeggen: "Als Allah ons geleid had, dan hadden wij jullie zeker geleid. Wij zitten in dezelfde positie. Of we nu ongeduldigheid tonen of juist geduldig zijn, er is geen ontsnapping mogelijk."

وَ قَالَ الشَّیۡطٰنُ لَمَّا قُضِیَ الۡاَمۡرُ اِنَّ اللّٰہَ وَعَدَکُمۡ وَعۡدَ الۡحَقِّ وَ وَعَدۡتُّکُمۡ فَاَخۡلَفۡتُکُمۡ ؕ وَ مَا کَانَ لِیَ عَلَیۡکُمۡ مِّنۡ سُلۡطٰنٍ اِلَّاۤ اَنۡ دَعَوۡتُکُمۡ فَاسۡتَجَبۡتُمۡ لِیۡ ۚ فَلَا تَلُوۡمُوۡنِیۡ وَ لُوۡمُوۡۤا اَنۡفُسَکُمۡ ؕ مَاۤ اَنَا بِمُصۡرِخِکُمۡ وَ مَاۤ اَنۡتُمۡ بِمُصۡرِخِیَّ ؕ اِنِّیۡ کَفَرۡتُ بِمَاۤ اَشۡرَکۡتُمُوۡنِ مِنۡ قَبۡلُ ؕ اِنَّ الظّٰلِمِیۡنَ لَہُمۡ عَذَابٌ اَلِیۡمٌ ﴿۲۲﴾
Wa qaalash Shaitaanoe lammaa qoedieyal amroe iennal laaha wa'adakoem wa'dal haqqie wa wa'attoekoem fa aghlaftoekoem wa maa kaana lieya 'alaikoem mien soeltaanien iellaaa an da'awtoekoem fastadjabtoem liee falaa taloemoeniee wa loemoeo anfoesakoem maaa ana biemoesrieghiekoem wa maaa antoem biemoesrieghieyya ienniee kafartoe biemaaa ashraktoemoenie mien qabl; iennaz zaaliemieena lahoem azaaboen alieem
14:22 En nadat alle zaken besloten zijn (op de dag des oordeels), zal de satan zeggen: "Allah heeft jullie een belofte in waarheid gedaan. En ik heb jullie ook beloofd, echter ik heb jullie verraden. Maar ik had geen enkel macht over jullie, behalve dat ik jullie uitnodigde en jullie mij antwoordden. Dus geef mij niet de schuld, maar geef jezelf de schuld. Ik kan jullie helper niet zijn, noch kunnen jullie mij helper zijn. Voorzeker, Ik verwerp jullie associatie van mij die jullie voorheen deden (als partner van Allah). Voorzeker, voor de misdadigers is er een zware straf.

وَ اُدۡخِلَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ جَنّٰتٍ تَجۡرِیۡ مِنۡ تَحۡتِہَا الۡاَنۡہٰرُ خٰلِدِیۡنَ فِیۡہَا بِاِذۡنِ رَبِّہِمۡ ؕ تَحِیَّتُہُمۡ فِیۡہَا سَلٰمٌ ﴿۳۲﴾
Wa oedghielal lazieena aamanoe wa 'amieloes saaliehaatie djannaatien tadjriee mien tahtiehal anhaaroe ghaaliedieena fieehaa bie ieznie Rabbiehiem tahieyyatoehoem fieeha salaam
14:23 En degenen die geloofden en goede daden verrichtten zullen binnen gelaten worden tot de tuinen waaronder rivieren stromen. Voor altijd zullen ze erin blijven met het verlof van hun Heer. Hun begroeting erin is 'Selaam' (vrede).

اَلَمۡ تَرَ کَیۡفَ ضَرَبَ اللّٰہُ مَثَلًا کَلِمَۃً طَیِّبَۃً کَشَجَرَۃٍ طَیِّبَۃٍ اَصۡلُہَا ثَابِتٌ وَّ فَرۡعُہَا فِی السَّمَآءِ ﴿۴۲﴾
Alam tara kaifa darabal laahoe masalan kaliematan taiyiebatan kashadjaratien taiyiebatien asloehaa saabietoew wa far'oehaa fies samaaa'
14:24 Zie jij niet hoe Allah een vergelijking maakt? Een goed woord (er is geen godheid dan Allah, het monotheïsme) is net als een gezonde boom. Zijn wortels zijn stevig (in de grond gevestigd) en zijn takken zijn hoog in de lucht.

تُؤۡتِیۡۤ اُکُلَہَا کُلَّ حِیۡنٍۭ بِاِذۡنِ رَبِّہَا ؕ وَ یَضۡرِبُ اللّٰہُ الۡاَمۡثَالَ لِلنَّاسِ لَعَلَّہُمۡ یَتَذَکَّرُوۡنَ ﴿۵۲﴾
Toe'tieee oekoelahaa koella hieeniem bie ieznie Rabbiehaa; wa yadrieboel laahoel amsaala liennaasie la'allahoem yatazak karoen
14:25 Het geeft altijd vruchten door het verlof van zijn Heer. En Allah geeft voorbeelden voor de mens, zodat ze kunnen gedenken. (Notitie: Volgens de overleveringen, Sahih al-Bukhari Boek 65 Hadith 4698, wordt een Moslim vergeleken met een dadel palmboom. Dadelpalmen verdragen grote droogte en hitte. Een volwassen dadelpalm produceert per jaar 5 à 10 grote trossen. Alle delen van de dadel palmboom wordt gebruikt, vanaf de groei totdat het opdroogt. Zelfs de zaden worden aan dieren gegeven en de vezels voor het maken van touw. Bovendien veroorzaakt het geen overlast door vallende bladeren. Zo ook geeft een moslim algemeen voordeel voor zichzelf en voor anderen, zelfs na zijn dood.)

وَ مَثَلُ کَلِمَۃٍ خَبِیۡثَۃٍ کَشَجَرَۃٍ خَبِیۡثَۃِۣ اجۡتُثَّتۡ مِنۡ فَوۡقِ الۡاَرۡضِ مَا لَہَا مِنۡ قَرَارٍ ﴿۶۲﴾
Wa masaloe kaliematien ghabieesatien kashadjaratien ghabiee satieniedj toessat mien fawqiel ardie maa lahaa mien qaraar
14:26 En een de gelijkenis van een slecht woord, is als een zieke boom (polytheïsme), dat gekapt op de aarde ligt en daardoor geen enkel stabiliteit heeft.

یُثَبِّتُ اللّٰہُ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا بِالۡقَوۡلِ الثَّابِتِ فِی الۡحَیٰوۃِ الدُّنۡیَا وَ فِی الۡاٰخِرَۃِ ۚ وَ یُضِلُّ اللّٰہُ الظّٰلِمِیۡنَ ۟ۙ وَ یَفۡعَلُ اللّٰہُ مَا یَشَآءُ ﴿۷۲﴾
Yoesabbietoel laahoel lazieena aamanoe bielqawlies saabietie fiel hayaatied doenyaa wa fiel Aaghieratie wa yoedielloel laahoez zaaliemieen; wa yaf'aloel laahoe maa yashaaa'
14:27 Allah maakt de gelovigen sterk door stevige woorden gedurende het wereldse leven en in het hiernamaals. En Allah laat de misdadigers dwalen. Allah doet wat Hij wil. (Notitie: Alle goede woorden stijgen naar Allah, zie 35:10. De slechte daden en woorden bereiken de hemel niet, zie 7:40.)

اَلَمۡ تَرَ اِلَی الَّذِیۡنَ بَدَّلُوۡا نِعۡمَتَ اللّٰہِ کُفۡرًا وَّ اَحَلُّوۡا قَوۡمَہُمۡ دَارَ الۡبَوَارِ ﴿۸۲﴾
Alam tara ielal lazieena baddaloe nie'matal laahie koefraw wa ahalloe qawmahoem daaral bawaar
14:28 Heb je degenen niet gezien die de gunsten van Allah verruild hebben met het ongeloof en dat ze hun mensen leiden naar het huis van vernietiging (de hel)?

جَہَنَّمَ ۚ یَصۡلَوۡنَہَا ؕ وَ بِئۡسَ الۡقَرَارُ ﴿۹۲﴾
djahannama yaslawnahaa wa bie'sal qaraar
14:29 De hel! Daarin zullen ze branden. Een ellendige plaats om daar te vestigen.

وَ جَعَلُوۡا لِلّٰہِ اَنۡدَادًا لِّیُضِلُّوۡا عَنۡ سَبِیۡلِہٖ ؕ قُلۡ تَمَتَّعُوۡا فَاِنَّ مَصِیۡرَکُمۡ اِلَی النَّارِ ﴿۰۳﴾
Wa dja'aloe liellaahie andaadal lieyoedielloe 'an sabieelieh; qoel tamatta'oe fa iennaa masieerakoem ielan Naar
14:30 Ze hebben aan Allah gelijke toegekend, zodat ze (andere mensen) misleiden van Zijn weg. Zeg: "Geniet maar! Voorzeker jullie bestemming is het vuur."

قُلۡ لِّعِبَادِیَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا یُقِیۡمُوا الصَّلٰوۃَ وَ یُنۡفِقُوۡا مِمَّا رَزَقۡنٰہُمۡ سِرًّا وَّ عَلَانِیَۃً مِّنۡ قَبۡلِ اَنۡ یَّاۡتِیَ یَوۡمٌ لَّا بَیۡعٌ فِیۡہِ وَ لَا خِلٰلٌ ﴿۱۳﴾
Qoel lie'iebaadieyal lazieena aamanoe yoeqieemoes Salaata wa yoenfieqoe miemmaa razaqnaahoem sierraw wa 'alaanieyatam mien qablie ay yaatieya Yawmoel laa bai'oen fieehie wa laa ghielaal
14:31 Zeg tot mijn dienaren die geloven: "Onderhoudt de "salaat" (het gebed) en geef, openlijk of in het geheim, uit van het geen waarmee Wij hen voorzien van hebben, voordat er een dag komt waarin geen handel, noch enige vriendschap zal zijn." (Notitie: zie ook 2:274)

اَللّٰہُ الَّذِیۡ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ وَ اَنۡزَلَ مِنَ السَّمَآءِ مَآءً فَاَخۡرَجَ بِہٖ مِنَ الثَّمَرٰتِ رِزۡقًا لَّکُمۡ ۚ وَ سَخَّرَ لَکُمُ الۡفُلۡکَ لِتَجۡرِیَ فِی الۡبَحۡرِ بِاَمۡرِہٖ ۚ وَ سَخَّرَ لَکُمُ الۡاَنۡہٰرَ ﴿۲۳﴾
Allaahoel laziee ghalaqas samaawaatie wal arda wa anzala mienas samaaa'ie maaa'an faaghradja biehiee mienas samaraatie riezqal lakoem wa saghghara lakoemoel foelka lietadjrieya fiel bahrie bie amriehiee wa saghghara lakoemoel anhaar
14:32 Allah is Degene Die de hemelen en de aarde heeft geschapen. En die water uit de hemel doet neerdalen waardoor er vruchten voortkomen als een voorziening voor jullie. En de schepen zijn voor jullie ten dienste gesteld, zodat het vaart op zee door Zijn bevel. En (ook) de rivieren zijn voor jullie ten dienste gesteld.

وَ سَخَّرَ لَکُمُ الشَّمۡسَ وَ الۡقَمَرَ دَآئِبَیۡنِ ۚ وَ سَخَّرَ لَکُمُ الَّیۡلَ وَ النَّہَارَ ﴿۳۳﴾
Wa saghghara lakoemoesh shamsa walqamara daaa'iebainie wa saghghara lakoemoel laila wannahaar
14:33 En Hij maakte de zon en de maan ten dienste voor jullie, die beide voortdurend hun baan afleggen. En (ook) zijn de nacht en de dag voor jullie ten dienste gesteld.

وَ اٰتٰىکُمۡ مِّنۡ کُلِّ مَا سَاَلۡتُمُوۡہُ ؕ وَ اِنۡ تَعُدُّوۡا نِعۡمَتَ اللّٰہِ لَا تُحۡصُوۡہَا ؕ اِنَّ الۡاِنۡسَانَ لَظَلُوۡمٌ کَفَّارٌ ﴿۴۳﴾
Wa aataakoem mien koellie maa sa altoemoeh; wa ien ta'oeddoe nie'matal laahie laa toehsoehaa; iennal iensaana lazaloe moen kaffaar
14:34 En Hij gaf jullie alles wat jullie Hem vroegen. En als jullie de gunsten van Allah zouden willen tellen, dan zul je daar niet toe instaat zijn. Voorzeker, de mens is zeker onrechtvaardig en ondankbaar.

وَ اِذۡ قَالَ اِبۡرٰہِیۡمُ رَبِّ اجۡعَلۡ ہٰذَا الۡبَلَدَ اٰمِنًا وَّ اجۡنُبۡنِیۡ وَ بَنِیَّ اَنۡ نَّعۡبُدَ الۡاَصۡنَامَ ﴿۵۳﴾
Wa iez qaala Ibraahieemoe Rabbiedj 'al haazal balada aamienaw wadjnoebniee wa banieyya an na'boedal asnaam
14:35 En (gedenk) toen Ibrahiem (Abraham) zei: "Mijn Heer! Maak deze stad veilig. En bescherm mij en mijn zonen tegen het aanbidden van de idolen."

رَبِّ اِنَّہُنَّ اَضۡلَلۡنَ کَثِیۡرًا مِّنَ النَّاسِ ۚ فَمَنۡ تَبِعَنِیۡ فَاِنَّہٗ مِنِّیۡ ۚ وَ مَنۡ عَصَانِیۡ فَاِنَّکَ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۶۳﴾
Rabbie iennahoenna adlalna kasieeram mienan naasie faman tabie'aniee fa iennahoe mienniee wa man 'asaaniee fa iennaka Ghafoeroer Rahieem
14:36 "Mijn Heer! Voorzeker, ze hebben vele mensen doen dwalen. Wie mij dus volgt, dan behoort hij tot mij. En wie mij niet gehoorzaamt dan voorzeker, U bent Al-Gafoer (de meest Vergevensgezinde), Ar-Rahiem (zeer Barmhartig naar gelovigen toe)."

رَبَّنَاۤ اِنِّیۡۤ اَسۡکَنۡتُ مِنۡ ذُرِّیَّتِیۡ بِوَادٍ غَیۡرِ ذِیۡ زَرۡعٍ عِنۡدَ بَیۡتِکَ الۡمُحَرَّمِ ۙ رَبَّنَا لِیُـقِیۡمُوا الصَّلٰوۃَ فَاجۡعَلۡ اَفۡئِدَۃً مِّنَ النَّاسِ تَہۡوِیۡۤ اِلَیۡہِمۡ وَارۡ زُقۡہُمۡ مِّنَ الثَّمَرٰتِ لَعَلَّہُمۡ یَشۡکُرُوۡنَ ﴿۷۳﴾
Rabbanaaa iennieee askantoe mien zoerrieyyatiee biewaadien ghairie ziee zar'ien 'ienda Baitiekal Moeharramie Rabbanaa lieyoeqieemoes Salaata fadj'al af'iedatam mienan naasie tahwieee ielaihiem warzoeqhoem mienas samaraatie la'allahoem yashkoeroen
14:37 "Onze Heer! Voorzeker, ik heb enkele van mijn nakomelingen in een vallei gevestigd, waar geen cultivatie is, vlakbij Uw heilige Huis (de Kabaa). Onze Heer, zodat ze het gebed kunnen onderhouden. Laat de harten van de mensen naar hun toewenden, en voorzie hen met fruit zodat ze dankbaar kunnen zijn."

رَبَّنَاۤ اِنَّکَ تَعۡلَمُ مَا نُخۡفِیۡ وَ مَا نُعۡلِنُ ؕ وَ مَا یَخۡفٰی عَلَی اللّٰہِ مِنۡ شَیۡءٍ فِی الۡاَرۡضِ وَ لَا فِی السَّمَآءِ ﴿۸۳﴾
Rabbanaaa iennaka ta'lamoe maa noeghfiee wa maa noe'lien; wa maa yaghfaa 'alal laahie mien shai'ien fiel ardie wa laa fies samaaa'
14:38 "Onze Heer! Voorzeker, U weet wat wij verbergen en wat we verkondigen. Niets op aarde en in de hemelen is verborgen voor Allah."

اَلۡحَمۡدُ لِلّٰہِ الَّذِیۡ وَہَبَ لِیۡ عَلَی الۡکِبَرِ اِسۡمٰعِیۡلَ وَ اِسۡحٰقَ ؕ اِنَّ رَبِّیۡ لَسَمِیۡعُ الدُّعَآءِ ﴿۹۳﴾
Alhamdoe liellaahiel laziee wahaba liee 'alal kiebarie Ismaa'ieela wa Ishaaq; ienna Rabbiee lasamiee'oed doe'aaa
14:39 "Alle lof en dank behoort aan Allah toe, Degene die mij, in mijn oude jaren, Ismaiel (Ismaël) en Izaak heeft geschonken. Voorzeker, mijn Heer is de verhoorder van het smeekgebed."

رَبِّ اجۡعَلۡنِیۡ مُقِیۡمَ الصَّلٰوۃِ وَ مِنۡ ذُرِّیَّتِیۡ ٭ۖ رَبَّنَا وَ تَقَبَّلۡ دُعَآءِ ﴿۰۴﴾
Rabbiedj 'alniee moeqieemas Salaatie wa mien zoerrieyyatiee Rabbanaa wa taqabbal doe'aaa'
14:40 Mijn Heer! Maak mij een onderhouder van het gebed en (dit) ook voor mijn nageslacht. Onze Heer! Verhoor, onze smeekgebeden.

رَبَّنَا اغۡفِرۡ لِیۡ وَ لِوَالِدَیَّ وَ لِلۡمُؤۡمِنِیۡنَ یَوۡمَ یَقُوۡمُ الۡحِسَابُ ﴿۱۴﴾
Rabbanagh fier liee wa liewaaliedaiya wa lielmoe'mienieena Yawma yaqoemoel hiesaab
14:41 Mijn Heer! Vergeef mij, mijn ouders en de gelovigen op de dag waarop de afrekening plaats vindt."

وَ لَا تَحۡسَبَنَّ اللّٰہَ غَافِلًا عَمَّا یَعۡمَلُ الظّٰلِمُوۡنَ ۬ؕ اِنَّمَا یُؤَخِّرُہُمۡ لِیَوۡمٍ تَشۡخَصُ فِیۡہِ الۡاَبۡصَارُ ﴿۲۴﴾
Wa laa tahsabannal laaha ghaafielan 'ammaa ya'maloez zaaliemoen; iennamaa yoe'agh ghieroehoem lie Yawmien tashghasoe fieehiel absaar
14:42 En denk niet dat Allah niet bewust is van datgeen wat de misdadigers doen. Hij geeft ze slechts uitstel tot een dag (dag des oordeels) waarop de ogen zullen staren (van angst).

مُہۡطِعِیۡنَ مُقۡنِعِیۡ رُءُوۡسِہِمۡ لَا یَرۡتَدُّ اِلَیۡہِمۡ طَرۡفُہُمۡ ۚ وَ اَفۡـِٕدَتُہُمۡ ہَوَآءٌ ﴿۳۴﴾
Moehtie'ieena moeqnie'iee roe'oesiehiem laa yartaddoe ielaihiem tarfoehoem wa af'iedatoehoem hawaaa'
14:43 Ze zullen naar voren haasten met hun hoofden naar boven kijkend (naar de hemel), hun blikken zullen niet naar hen terugkeren (ze zullen niet in staat zijn hun ogen af te wenden van wat ze aanschouwen door de kettingen die ze om hun nek hebben) en hun harten zijn leeg (vanwege de extreme angst). (Notitie: zie 13:5 en 36:8 m.b.t. kettingen om hun nekken.)

وَ اَنۡذِرِ النَّاسَ یَوۡمَ یَاۡتِیۡہِمُ الۡعَذَابُ فَیَقُوۡلُ الَّذِیۡنَ ظَلَمُوۡا رَبَّنَاۤ اَخِّرۡنَاۤ اِلٰۤی اَجَلٍ قَرِیۡبٍ ۙ نُّجِبۡ دَعۡوَتَکَ وَ نَتَّبِعِ الرُّسُلَ ؕ اَوَ لَمۡ تَکُوۡنُوۡۤا اَقۡسَمۡتُمۡ مِّنۡ قَبۡلُ مَا لَکُمۡ مِّنۡ زَوَالٍ ﴿۴۴﴾
Wa anzierien naasa Yawma yaatieehiemoel 'azaaboe fa yaqoeloel lazieena zalamoe Rabbanaaa aghghiernaaa ielaaa adjalien qarieebien noedjieb da'wataka wa nattabie 'ier Roesoel; awalam takoenoeo aqsamtoem mien qabloe maa lakoem mien zawaal
14:44 Waarschuw (daarom) de mens voor de dag dat de straf tot hen zal komen. De misdadigers zullen (op die dag) dan zeggen: "Onze Heer! Verleen ons een korte uitstel. We zullen U gehoor geven en we zullen de boodschappers volgen." (Er zal dan tegen hen gezegd worden:) "Hadden jullie voorheen niet gezworen dat er voor jullie geen enkel ondergang is?"

وَّ سَکَنۡتُمۡ فِیۡ مَسٰکِنِ الَّذِیۡنَ ظَلَمُوۡۤا اَنۡفُسَہُمۡ وَ تَبَیَّنَ لَکُمۡ کَیۡفَ فَعَلۡنَا بِہِمۡ وَ ضَرَبۡنَا لَکُمُ الۡاَمۡثَالَ ﴿۵۴﴾
Wa sakantoem fiee masaakieniel lazieena zalamoeo anfoesahoem wa tabaiyana lakoem kaifa fa'alnaa biehiem wa darabnaa lakoemoel amsaal
14:45 "En jullie verbleven op de plaatsen van degenen die zichzelf onrecht hadden aangedaan. En het was voor jullie duidelijk geworden hoe Wij hun behandelt hebben. En Wij hebben voor jullie de voorbeelden gegeven."

وَ قَدۡ مَکَرُوۡا مَکۡرَہُمۡ وَ عِنۡدَ اللّٰہِ مَکۡرُہُمۡ ؕ وَ اِنۡ کَانَ مَکۡرُہُمۡ لِتَزُوۡلَ مِنۡہُ الۡجِبَالُ ﴿۶۴﴾
Wa qad makaroe makrahoem wa 'iendal laahie makroehoem wa ien kaana makroehoem lietazoela mienhoel djiebaal
14:46 En waarlijk, ze maakten hun plannen. Maar de uitwerking van hun plannen lag bij Allah. Zelfs als hun plan zo doordacht was dat zelfs de bergen erdoor zouden verplaatsen (, het zou het niet lukken).

فَلَا تَحۡسَبَنَّ اللّٰہَ مُخۡلِفَ وَعۡدِہٖ رُسُلَہٗ ؕ اِنَّ اللّٰہَ عَزِیۡزٌ ذُو انۡتِقَامٍ ﴿۷۴﴾
Falaa tahsabannal laaha moeghliefa wa'diehiee Roesoelah; iennal laaha 'azieezoen zoentieqaam
14:47 Dus denk niet dat Allah zal falen in Zijn belofte aan Zijn boodschappers. Voorzeker, Allah is Al-Aziez (de Almachtige) en de bezitter van alle wraak.

یَوۡمَ تُبَدَّلُ الۡاَرۡضُ غَیۡرَ الۡاَرۡضِ وَ السَّمٰوٰتُ وَ بَرَزُوۡا لِلّٰہِ الۡوَاحِدِ الۡقَہَّارِ ﴿۸۴﴾
Yawma toebaddaloel ardoe ghairal ardie wassamaawaatoe wa barazoe liellaahiel Waahiediel Qahhaar
14:48 Op die dag zal de aarde vervangen worden door een andere aarde en ook de hemelen. En ze zullen voorkomen voor Allah, Al-Wahid (de Enige), Al-Kahaar (Degene die alles in zijn koninkrijk regelt).

وَ تَـرَی الۡمُجۡرِمِیۡنَ یَوۡمَئِذٍ مُّقَرَّنِیۡنَ فِی الۡاَصۡفَادِ ﴿۹۴﴾
Wa taral moedjriemieena Yawma 'ieziem moeqarranieena fielasfaad
14:49 En op die dag zal je de misdadigers met kettingen samengebonden zien.

سَرَابِیۡلُہُمۡ مِّنۡ قَطِرَانٍ وَّ تَغۡشٰی وُجُوۡہَہُمُ النَّارُ ﴿۰۵﴾
Saraabieeloehoem mien qatieraaniew wa taghshaa woedjoehahoemoen Naar
14:50 Hun kleren zullen van teer zijn en het vuur zal hun gezichten bedekken.

لِیَجۡزِیَ اللّٰہُ کُلَّ نَفۡسٍ مَّا کَسَبَتۡ ؕ اِنَّ اللّٰہَ سَرِیۡعُ الۡحِسَابِ ﴿۱۵﴾
Lieyadjzieyal laahoe koella nafsiem maa kasabat; iennal laaha sariee'oel hiesaab
14:51 Zodat Allah elke persoon zal belonen voor wat hij verdient heeft. Voorzeker, Allah is snel in de afrekening.

ہٰذَا بَلٰغٌ لِّلنَّاسِ وَ لِیُنۡذَرُوۡا بِہٖ وَ لِیَعۡلَمُوۡۤا اَنَّمَا ہُوَ اِلٰہٌ وَّاحِدٌ وَّ لِیَذَّکَّرَ اُولُوا الۡاَلۡبَابِ ﴿۲۵﴾
Haaza balaaghoel liennaasie wa lieyoenzaroe biehiee wa lieya'lamoeo annamaa Hoewa Illaahoew waahiedoew wa lieyaz zakkara oeloel albaab
14:52 Dit is een boodschap (de Koran) voor de mensen, zodat ze erdoor gewaarschuwd zijn (voor dag des oordeels). En dat ze kunnen weten dat Hij alleen de enige deïteit\godheid is. En dat de mensen met verstand erover kunnen nadenken.


www.heiligekoran.nl