13 Ar-Ra'd (De donder)
بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ
In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige m.b.t. iedereen, maar tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)
الٓـمّٓرٰ ۟ تِلۡکَ اٰیٰتُ الۡکِتٰبِ ؕ وَ الَّذِیۡۤ اُنۡزِلَ اِلَیۡکَ مِنۡ رَّبِّکَ الۡحَقُّ وَ لٰکِنَّ اَکۡثَرَ النَّاسِ لَا یُؤۡمِنُوۡنَ ﴿۱﴾
Alief-Laaam-Mieeem-Raa; tielka Aayaatoel Kietaab; wallaziee oenziela ielaika mier Rabbiekal haqqoe wa laakienna aksaran naasie laa yoe'mienoen
13:1 Alief Laam Miem Ra. Dit zijn de verzen van het boek. Datgeen van jouw Heer wat aan jou is geopenbaard, is de waarheid. Echter, de meeste mensen geloven niet.

اَللّٰہُ الَّذِیۡ رَفَعَ السَّمٰوٰتِ بِغَیۡرِ عَمَدٍ تَرَوۡنَہَا ثُمَّ اسۡتَوٰی عَلَی الۡعَرۡشِ وَ سَخَّرَ الشَّمۡسَ وَ الۡقَمَرَ ؕ کُلٌّ یَّجۡرِیۡ لِاَجَلٍ مُّسَمًّی ؕ یُدَبِّرُ الۡاَمۡرَ یُفَصِّلُ الۡاٰیٰتِ لَعَلَّکُمۡ بِلِقَآءِ رَبِّکُمۡ تُوۡقِنُوۡنَ ﴿۲﴾
Allaahoel laziee raf'as samaawaatie bieghairie 'amadien tarawnahaa soemmas tawaa 'alal 'Arshie wa saghgharash shamsa walqamara koelloey yadjriee lie adjaliem moesammaa; yoedabbieroel amra yoefassieliel Aayaatie la'allakoem bielieqaaa'ie Rabbiekoem toeqienoen
13:2 Allah is Degene Die de hemelen hoog heeft geplaatst, zonder steunpalen die jullie kunnen zien. Vervolgens vestigde Hij boven op de troon en stelde de zon en de maan ten dienste (voor o.a. de mensheid). Elk beweeg voort tot een vastgestelde periode. Hij regelt alle zaken. Hij detailleert/verfijnt Zijn tekenen, zodat jullie met zekerheid overtuigd kunnen zijn van de ontmoeting met jullie Heer.

وَ ہُوَ الَّذِیۡ مَدَّ الۡاَرۡضَ وَ جَعَلَ فِیۡہَا رَوَاسِیَ وَ اَنۡہٰرًا ؕ وَ مِنۡ کُلِّ الثَّمَرٰتِ جَعَلَ فِیۡہَا زَوۡجَیۡنِ اثۡنَیۡنِ یُغۡشِی الَّیۡلَ النَّہَارَ ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیٰتٍ لِّقَوۡمٍ یَّتَفَکَّرُوۡنَ ﴿۳﴾
Wa Hoewal laziee maddal arda wa dja'ala fieehaa rawaasieya wa anhaaraa; wa mien koellies samaraatie dja'ala fieehaa zawdjainies yainie Yoeghshiel lailan nahaar; ienna fiee zaalieka la aayaatiel lieqawmiey yatafakkaroen
13:3 Hij is Degene Die de aarde verspreid heeft en daarop stevige bergen en rivieren heeft geplaatst. En alle vruchten erop heeft Hij in twee geslachten/paren gemaakt. Hij doet de nacht bedekken door de dag. Voorzeker, in dat zijn er zeker tekenen voor mensen die nadenken.

وَ فِی الۡاَرۡضِ قِطَعٌ مُّتَجٰوِرٰتٌ وَّ جَنّٰتٌ مِّنۡ اَعۡنَابٍ وَّ زَرۡعٌ وَّ نَخِیۡلٌ صِنۡوَانٌ وَّ غَیۡرُ صِنۡوَانٍ یُّسۡقٰی بِمَآءٍ وَّاحِدٍ ۟ وَ نُفَضِّلُ بَعۡضَہَا عَلٰی بَعۡضٍ فِی الۡاُکُلِ ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیٰتٍ لِّقَوۡمٍ یَّعۡقِلُوۡنَ ﴿۴﴾
Wa fiel ardie qieta'oem moeta djaawieraatoew wa djannaatoem mien a'naabiew wa zar'oew wa naghieeloen sienwaanoew wa ghairoe sienwaaniey yoesqaa biemaaa'iew waahied; wa noefaddieloe ba'dahaa 'alaa ba'dien fiel-oekoel; ienna fiee zaalieka la aayaatiel lieqawmiey ya'qieloen
13:4 En op de aarde zijn er (verschillende soorten) land die aan elkaar grenzen. En tuinen van druivenstruiken, gewassen, dadelpalmen, bomen met (slechts) één stam en bomen met takken. Allen worden geïrrigeerd met één (en hetzelfde) water. Wij laten sommige meer fruit dragen dan anderen. In dat, zijn er zeker tekenen voor mensen die nadenken.

وَ اِنۡ تَعۡجَبۡ فَعَجَبٌ قَوۡلُہُمۡ ءَ اِذَا کُنَّا تُرٰبًا ءَ اِنَّا لَفِیۡ خَلۡقٍ جَدِیۡدٍ ۬ؕ اُولٰٓئِکَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا بِرَبِّہِمۡ ۚ وَ اُولٰٓئِکَ الۡاَغۡلٰلُ فِیۡۤ اَعۡنَاقِہِمۡ ۚ وَ اُولٰٓئِکَ اَصۡحٰبُ النَّارِ ۚ ہُمۡ فِیۡہَا خٰلِدُوۡنَ ﴿۵﴾
Wa ien ta'djab fa'adjaboen qawloehoem 'a-iezaa koenna toeraaban 'a-ienna lafiee ghalqien djadieed; oelaaa 'iekal lazieena kafaroe bie Rabbiehiem wa oelaaa'iekal aghlaaloe fieee a'naaqiehiem wa oelaaa'ieka Ashaaboen Naarie hoem fieehaa ghaaliedoen
13:5 En als je sprakeloos bent (over de creatie), hun woorden zijn ook verbazingwekkend: "Als we stof zijn, zullen we dan zeker opnieuw geschapen worden?" Zij zijn degenen die niet in hun Heer geloven. Zij zullen geketend zijn met ijzeren halsbanden om hun nekken. Zij zullen de bewoners van het vuur zijn. Zij zullen er voor altijd in leven.

وَ یَسۡتَعۡجِلُوۡنَکَ بِالسَّیِّئَۃِ قَبۡلَ الۡحَسَنَۃِ وَ قَدۡ خَلَتۡ مِنۡ قَبۡلِہِمُ الۡمَثُلٰتُ ؕ وَ اِنَّ رَبَّکَ لَذُوۡ مَغۡفِرَۃٍ لِّلنَّاسِ عَلٰی ظُلۡمِہِمۡ ۚ وَ اِنَّ رَبَّکَ لَشَدِیۡدُ الۡعِقَابِ ﴿۶﴾
Wa yasta'djieloenaka bies saiyie'atie qablal hasanatie wa qad ghalat mien qabliehiemoel masoelaat; wa ienna Rabbaka lazoe maghfieratiel liennaasie 'alaa zoelmiehiem wa ienna Rabbaka lashadieedoel 'ieqaab
13:6 Ze vragen het slechte (de straf) te verhaasten in plaats van het goede. Waarlijk, terwijl er soortgelijke straffen op generaties voor hen hebben plaats gevonden. Voorzeker, jou Heer is voor de mensheid vol van vergiffenis ondanks dat ze zonden begaan. Echter, jou Heer is (ook) streng in het straffen.

وَ یَقُوۡلُ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا لَوۡ لَاۤ اُنۡزِلَ عَلَیۡہِ اٰیَۃٌ مِّنۡ رَّبِّہٖ ؕ اِنَّمَاۤ اَنۡتَ مُنۡذِرٌ وَّ لِکُلِّ قَوۡمٍ ہَادٍ ٪﴿۷﴾
Wa yaqoeloel lazieena kafaroe law laaa oenziela 'alaihie Aayatoem mier Rabbieh; iennamaaa anta moenzieroew wa liekoellie qawmien haad
13:7 En degenen die niet geloven zeggen: "Waarom is er geen teken tot hem neergezonden van zijn Heer? Jij bent slecht een waarschuwer en voor elk volk is er een leider (profeet).

اَللّٰہُ یَعۡلَمُ مَا تَحۡمِلُ کُلُّ اُنۡثٰی وَ مَا تَغِیۡضُ الۡاَرۡحَامُ وَ مَا تَزۡدَادُ ؕ وَ کُلُّ شَیۡءٍ عِنۡدَہٗ بِمِقۡدَارٍ ﴿۸﴾
Allaahoe ya'lamoe maa tahmieloe koelloe oensaa wa maa taghieedoel arhaamoe wa maa tazdaad, wa koelloe shai'ien 'iendahoe biemieqdaar
13:8 Allah weet wat elke vrouw draagt en wat de baarmoeders tekortschieten of wat ze overschrijden (voor de ontwikkeling van het kind en m.b.t. de draagtijd). En alles bij Hem is in juiste verhouding. (Notitie: Allah is op de hoogte van elke zwangerschap en de ontwikkeling van het kind. Zie ook 77:20-23.)

عٰلِمُ الۡغَیۡبِ وَ الشَّہَادَۃِ الۡکَبِیۡرُ الۡمُتَعَالِ ﴿۹﴾
'Aaliemoel Ghaibie wash shahaadatiel Kaabieeroel Moeta'aal
13:9 (Hij is) de Kenner van het ongeziene en de Kenner van wat zichtbaar is. (Hij is) Al-Akbar (de Grootste in macht, kracht, wijsheid en barmhartigheid), Muta'ali (De zelf verhevene, degene die buiten de attributen van zijn schepping is).

سَوَآءٌ مِّنۡکُمۡ مَّنۡ اَسَرَّ الۡقَوۡلَ وَ مَنۡ جَہَرَ بِہٖ وَ مَنۡ ہُوَ مُسۡتَخۡفٍۭ بِالَّیۡلِ وَ سَارِبٌۢ بِالنَّہَارِ ﴿۰۱﴾
Sawaaa'oem mien-koem man asarral qawla wa man djahara biehiee wa man hoewa moestaghfiem biellailie wa saarieboem biennahaar
13:10 Het is hetzelfde (voor Allah), of iemand zijn gedachten verbergt of openlijk uitspreekt, of dat hij 's nachts verstopt en overdag zich openlijk verplaatst.

لَہٗ مُعَقِّبٰتٌ مِّنۡۢ بَیۡنِ یَدَیۡہِ وَ مِنۡ خَلۡفِہٖ یَحۡفَظُوۡنَہٗ مِنۡ اَمۡرِ اللّٰہِ ؕ اِنَّ اللّٰہَ لَا یُغَیِّرُ مَا بِقَوۡمٍ حَتّٰی یُغَیِّرُوۡا مَا بِاَنۡفُسِہِمۡ ؕ وَ اِذَاۤ اَرَادَ اللّٰہُ بِقَوۡمٍ سُوۡٓءًا فَلَا مَرَدَّ لَہٗ ۚ وَ مَا لَہُمۡ مِّنۡ دُوۡنِہٖ مِنۡ وَّالٍ ﴿۱۱﴾
Lahoe moe'aqqiebaatoem miem bainie yadaihie wa mien ghalfiehiee yahfazoenahoe mien amriel laah; iennal laaha laa yoeghaiyieroe maa bieqawmien hattaa yoeghaiyieroe maa bieanfoesiehiem; wa iezaaa araadal laahoe bieqawmien soeo'an falaa maradda lah; wa maa lahoem mien doeniehieemiew waal
13:11 Voor hem (een ieder) zijn er beschermengelen aangesteld die elkaar opvolgen en die hem van voren en achteren bewaken door het bevel van Allah. Allah verandert de toestand van volk niet totdat ze hetgeen veranderen wat in hun zelf is. En wanneer Allah voor een volk kwaad wil, dan is er geen ontsnapping mogelijk. Er is dan geen beschermer, behalve Hem (Allah). (Notitie, zie ook 86:4)

ہُوَ الَّذِیۡ یُرِیۡکُمُ الۡبَرۡقَ خَوۡفًا وَّ طَمَعًا وَّ یُنۡشِیُٔ السَّحَابَ الثِّقَالَ ﴿۲۱﴾
Hoewal laziee yoerieekoemoel barqa ghawfaw wa tama'aw wa yoenshie'oes sahaabas sieqaal
13:12 Hij is Degene die de bliksem voor jullie toont, die zowel angst als hoop doet ontstaan, en die de zware wolken voortbrengt.

وَ یُسَبِّحُ الرَّعۡدُ بِحَمۡدِہٖ وَ الۡمَلٰٓئِکَۃُ مِنۡ خِیۡفَتِہٖ ۚ وَ یُرۡسِلُ الصَّوَاعِقَ فَیُصِیۡبُ بِہَا مَنۡ یَّشَآءُ وَ ہُمۡ یُجَادِلُوۡنَ فِی اللّٰہِ ۚ وَ ہُوَ شَدِیۡدُ الۡمِحَالِ ﴿۳۱﴾
Wa yoesabbiehoer ra'doe biehamdiehiee walmalaaa'iekatoe mien ghieefatiehiee wa yoersieloes sawaa'ieqa fa yoesieeboe biehaa may yashaaa'oe wa hoem yoedjaadieloena fiel laahie wa Hoewa shadieedoel miehaal
13:13 En de donder verheerlijkt Hem met zijn dank en eerbetuiging. En de engelen doen dat ook uit vrees voor Hem. Hij zendt de bliksemschichten en treft ermee wie Hij wil. Toch twisten ze over Allah. En Hij is zeer machtig in kracht. (Notitie: alles verheerlijkt Allah, zie ook 22:18)

لَہٗ دَعۡوَۃُ الۡحَقِّ ؕ وَ الَّذِیۡنَ یَدۡعُوۡنَ مِنۡ دُوۡنِہٖ لَا یَسۡتَجِیۡبُوۡنَ لَہُمۡ بِشَیۡءٍ اِلَّا کَبَاسِطِ کَفَّیۡہِ اِلَی الۡمَآءِ لِیَبۡلُغَ فَاہُ وَ مَا ہُوَ بِبَالِغِہٖ ؕ وَ مَا دُعَآءُ الۡکٰفِرِیۡنَ اِلَّا فِیۡ ضَلٰلٍ ﴿۴۱﴾
Lahoe da'watoel haqq; wallazieena yad'oena mien doeniehiee laa yastadjieeboena lahoem bieshai'ien iellaa kabaasietie kaffaihie ielal maaa'ie lieyabloegha faahoe wa maa hoewa biebaalieghieh; wa maa doe'aaa'oel kaafierieena iellaa fiee dalaal
13:14 Aan Hem is de zuivere smeekgebed gericht. En degenen die ze naast Hem aanroepen beantwoorden hen in niets. Net zoals iemand die zijn handen uitstrekt om water te drinken, maar het (de water) bereikt het (de mond) niet. En het smeekgebed van de ongelovigen zijn slechts dwalingen.

وَ لِلّٰہِ یَسۡجُدُ مَنۡ فِی السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ طَوۡعًا وَّ کَرۡہًا وَّ ظِلٰلُہُمۡ بِالۡغُدُوِّ وَ الۡاٰصَالِ ﴿۵۱﴾
Wa liellaahie yasdjoedoe man fies samaawaatie wal ardie taw 'aw wa karhaw wa zielaaloehoem bielghoedoewwie wal aasaal (make sadjda)
13:15 En voor Allah prostreert iedereen die zich in de hemelen en op de aarde bevindt, gewillig of ongewillig. Net zoals hun schaduwen dat doen in de ochtend en in de middag. (Notitie: Prostratie/Sajdah Tilawat is vereist.)

قُلۡ مَنۡ رَّبُّ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ قُلِ اللّٰہُ ؕ قُلۡ اَفَاتَّخَذۡتُمۡ مِّنۡ دُوۡنِہٖۤ اَوۡلِیَآءَ لَا یَمۡلِکُوۡنَ لِاَنۡفُسِہِمۡ نَفۡعًا وَّ لَا ضَرًّا ؕ قُلۡ ہَلۡ یَسۡتَوِی الۡاَعۡمٰی وَ الۡبَصِیۡرُ ۬ۙ اَمۡ ہَلۡ تَسۡتَوِی الظُّلُمٰتُ وَ النُّوۡرُ ۬ۚ اَمۡ جَعَلُوۡا لِلّٰہِ شُرَکَآءَ خَلَقُوۡا کَخَلۡقِہٖ فَتَشَابَہَ الۡخَلۡقُ عَلَیۡہِمۡ ؕ قُلِ اللّٰہُ خَالِقُ کُلِّ شَیۡءٍ وَّ ہُوَ الۡوَاحِدُ الۡقَہَّارُ ﴿۶۱﴾
Qoel mar Rabboes samaawaatie wal ard; qoeliellaah; qoel afattaghaztoem mien doeniehieee awlieyaaa'a laa yamliekoena lie anfoesiehiem naf'aw wa laa darraa; qoel hal yastawiel a'maa wal basieeroe am hal tastawiez zoeloemaatoe wannoer; am dja'aloe liellaahie shoerakaaa'a ghalaqoe kaghalqiehiee fatashaa bahal ghalqoe 'alaihiem; qoeliel laahoe ghaalieqoe koellie shai'iew wa Hoewal Waahiedoel Qahhar
13:16 Zeg: "Wie is de Heer van de hemelen en de aarde?" Zeg: "Allah." Zeg: "Hebben jullie dan naast hem beschermers genomen, terwijl ze geen macht hebben om voordeel of nadeel voor zichzelf toe te brengen? Zeg: "is de blinde gelijk aan degene die ziet? Of is de duisternis gelijk aan het licht? Of kennen ze aan Allah partners toe, die iets geschapen zouden hebben net zoals als Zijn schepping, zodat de scheppingen op elkaar lijken? Zeg: "Allah is de Schepper van alles en Hij is Waahid (Hij is de Enige. Hij heeft geen partners of rivaal. Hij is de enige bron waaruit de hele schepping voortkomt.), Kahar (Degene die alles in zijn koninkrijk regelt)."

اَنۡزَلَ مِنَ السَّمَآءِ مَآءً فَسَالَتۡ اَوۡدِیَۃٌۢ بِقَدَرِہَا فَاحۡتَمَلَ السَّیۡلُ زَبَدًا رَّابِیًا ؕ وَ مِمَّا یُوۡقِدُوۡنَ عَلَیۡہِ فِی النَّارِ ابۡتِغَآءَ حِلۡیَۃٍ اَوۡ مَتَاعٍ زَبَدٌ مِّثۡلُہٗ ؕ کَذٰلِکَ یَضۡرِبُ اللّٰہُ الۡحَقَّ وَ الۡبَاطِلَ ۬ؕ فَاَمَّا الزَّبَدُ فَیَذۡہَبُ جُفَآءً ۚ وَ اَمَّا مَا یَنۡفَعُ النَّاسَ فَیَمۡکُثُ فِی الۡاَرۡضِ ؕ کَذٰلِکَ یَضۡرِبُ اللّٰہُ الۡاَمۡثَالَ ﴿۷۱﴾
Anzala mienas samaaa'ie maaa'an fasaalat awdieyatoem bieqadariehaa fahtamalas sailoe zabadar raabieyaa; wa miemmmaa yoeqiedoena 'alaihie fien naarieb tieghaaa'a bielyatien aw mataa'ien zabadoem miesloeh; kazaalieka yadrieboel laahoel haqqa wal baatiel; fa ammaz zabadoe fa yazhaboe djoefaaa'aa; wa ammaa maa yanfa'oen naasa fa yamkoesoe fiel ard; kazaalieka yadrieboel laahoel amsaal
13:17 Hij zend water vanuit de hemel, dat in de rivierbeddingen volgens hun omvang stroomt. De waterstroom draagt een rijzende schuim (dat dikker en dikker wordt) met zich mee. Een soortgelijke schuim bevindt zich in het vuur wat ze aanwakkeren voor het maken van ornamenten of gebruiksvoorwerpen. Zo beeld Allah de waarheid en de valsheid uit. Wat het schuim betreft, het verdwijnt, terwijl dat wat de mensheid van nut is op aarde blijft. Op deze manier geeft Allah voorbeelden (om uit te leggen). (Notitie: Het schuim, wat op het water ligt en dikker en dikker wordt, lijkt net als de valsheid te overheersen. Echter, het verdwijnt en alleen het water en net zo de waarheid, blijft over.)

لِلَّذِیۡنَ اسۡتَجَابُوۡا لِرَبِّہِمُ الۡحُسۡنٰی ؕؔ وَ الَّذِیۡنَ لَمۡ یَسۡتَجِیۡبُوۡا لَہٗ لَوۡ اَنَّ لَہُمۡ مَّا فِی الۡاَرۡضِ جَمِیۡعًا وَّ مِثۡلَہٗ مَعَہٗ لَافۡتَدَوۡا بِہٖ ؕ اُولٰٓئِکَ لَہُمۡ سُوۡٓءُ الۡحِسَابِ ۬ۙ وَ مَاۡوٰىہُمۡ جَہَنَّمُ ؕ وَ بِئۡسَ الۡمِہَادُ ﴿۸۱﴾
Liellazieenas tadjaaboe lierabbiehiemoel hoesnaa; wallazieena lam yastadjieeboe lahoe law anna lahoem maa fiel ardie djamiee'aw wa mieslahoe ma'ahoe laftadaw bieh; oelaaa'ieka lahoem soeo'oel hiesaab; wa ma'waahoem djahannamoe wa bie'sal miehaad
13:18 Voor degenen die aan hun Heer gehoor geven, is er gelukzaligheid. En wat degenen betreft die geen gehoor aan Hem gaven, al bezaten ze al datgeen wat op de aarde was en nog hetzelfde erbij, dan zouden ze zichzelf ermee vrij willen kopen (op de dag des oordeels). Voor hen is er een verschrikkelijke afrekening en hun verblijfplaats is de Hel, wat een akelige rustplaats! (Notitie zie ook 39:47)

اَفَمَنۡ یَّعۡلَمُ اَنَّمَاۤ اُنۡزِلَ اِلَیۡکَ مِنۡ رَّبِّکَ الۡحَقُّ کَمَنۡ ہُوَ اَعۡمٰی ؕ اِنَّمَا یَتَذَکَّرُ اُولُوا الۡاَلۡبَابِ ﴿۹۱﴾
Afamay ya'lamoe annamaaa oenziela ielaika mier Rabbiekal haqqoe kaman hoewa a'maa; iennamaa yatazakkaroe oeloel albaab
13:19 Is degene, die weet dat hetgeen van jouw Heer wat aan jou geopenbaard is, de waarheid is, gelijk aan de blinde? Alleen de mensen met begrip denken er over na.

الَّذِیۡنَ یُوۡفُوۡنَ بِعَہۡدِ اللّٰہِ وَ لَا یَنۡقُضُوۡنَ الۡمِیۡثَاقَ ﴿۰۲﴾
Allazieena yoefoena bie'ahdiel laahie wa laa yanqoe doenal mieesaaq
13:20 Dat zijn degenen die het verbond met Allah onderhouden. En ze verbreken hun verbond niet. (Notitie: Het verbond met Allah is niet nieuw. Het was er al voordat de mens geboren werd, zie 7:172.)

وَ الَّذِیۡنَ یَصِلُوۡنَ مَاۤ اَمَرَ اللّٰہُ بِہٖۤ اَنۡ یُّوۡصَلَ وَ یَخۡشَوۡنَ رَبَّہُمۡ وَ یَخَافُوۡنَ سُوۡٓءَ الۡحِسَابِ ﴿۱۲﴾
Wallazieena yasieloena maaa amaral laahoe biehiee ay yoesala wa yaghshawna Rabbahoem wa yaghaafoena soeo'al hiesaab
13:21 En (dat zijn) degenen die verbinden wat Allah bevolen heeft om verbonden te blijven. Ze vrezen hun Heer en de slechte afrekening. (Notitie: De verbinding met Allah gebeurt op basis van goede daden, het gebed, aalmoezen, dankbaarheid naar Allah, berouw, liefdadigheid, etc. Zie ook 6:151-153)

وَ الَّذِیۡنَ صَبَرُوا ابۡتِغَآءَ وَجۡہِ رَبِّہِمۡ وَ اَقَامُوا الصَّلٰوۃَ وَ اَنۡفَقُوۡا مِمَّا رَزَقۡنٰہُمۡ سِرًّا وَّ عَلَانِیَۃً وَّ یَدۡرَءُوۡنَ بِالۡحَسَنَۃِ السَّیِّئَۃَ اُولٰٓئِکَ لَہُمۡ عُقۡبَی الدَّارِ ﴿۲۲﴾
Wallazieena sabaroeb tieghaaa'a Wadjhie Rabbiehiem wa aqaamoes Salaata wa anfaqoe miemmaa razaqnaahoem sierraw wa 'alaanieyataw wa yadra'oena bielhasanaties saiyie'ata oelaaa'ieka lahoem 'oeqbad daar
13:22 En (dat zijn) degenen die geduldig zijn, zoekende naar de aangezicht van hun Heer, die het gebed (salaat) onderhouden en die in het geheim of openlijk uitgeven van hetgeen waarmee Wij hen voorzien van hebben. Zij weren het slechte af door middel van het goede. Voor hen is het uiteindelijke doel het huis (van vrede).

جَنّٰتُ عَدۡنٍ یَّدۡخُلُوۡنَہَا وَ مَنۡ صَلَحَ مِنۡ اٰبَآئِہِمۡ وَ اَزۡوَاجِہِمۡ وَ ذُرِّیّٰتِہِمۡ وَ الۡمَلٰٓئِکَۃُ یَدۡخُلُوۡنَ عَلَیۡہِمۡ مِّنۡ کُلِّ بَابٍ ﴿۳۲﴾
djannaatoe 'adiey yadghoe loenahaa wa man salaha mien aabaaa'iehiem wa azwaadjiehiem wa zoerrieyyaatiehiem walmalaaa'ie katoe yadghoeloena 'alaihiem mien koellie baab
13:23 Zij zullen de tuinen van Adn (Eden) binnengaan en ook hun vaders, hun echtgenoten en hun nakomelingen die oprecht waren. En de engelen zullen bij hun binnenkomen vanuit elke poort. (Notitie: zie ook 52:21.)

سَلٰمٌ عَلَیۡکُمۡ بِمَا صَبَرۡتُمۡ فَنِعۡمَ عُقۡبَی الدَّارِ ﴿۴۲﴾
Salaamoen 'alaikoem biemaa sabartoem; fanie'ma 'oeqbad daar
13:24 (Ze zullen zeggen:) "Vrede zij met jullie voor jullie geduldigheid. En (zie hoe) uitstekend is het uiteindelijke doel van het huis."

وَ الَّذِیۡنَ یَنۡقُضُوۡنَ عَہۡدَ اللّٰہِ مِنۡۢ بَعۡدِ مِیۡثَاقِہٖ وَ یَقۡطَعُوۡنَ مَاۤ اَمَرَ اللّٰہُ بِہٖۤ اَنۡ یُّوۡصَلَ وَ یُفۡسِدُوۡنَ فِی الۡاَرۡضِ ۙ اُولٰٓئِکَ لَہُمُ اللَّعۡنَۃُ وَ لَہُمۡ سُوۡٓءُ الدَّارِ ﴿۵۲﴾
Wallazieena yanqoedoena 'Ahdal laahie miem ba'die mieesaaqiehiee wa yaqta'oena maaa amaral laahoe biehieee ay yoesala wa yoefsiedoena fiel ardie oelaaa'ieka lahoemoel la'natoe wa lahoem soeo'oed daar
13:25 En degenen die het verbond met Allah verbreken, nadat ze het bekrachtigd hebben, en breken wat Allah bevolen heeft om te verbinden, en die verderf op aarde zaaien, dat zijn degenen op wie de vloek rust en ze zullen een slechte verblijfplaats hebben.

اَللّٰہُ یَبۡسُطُ الرِّزۡقَ لِمَنۡ یَّشَآءُ وَ یَقۡدِرُ ؕ وَ فَرِحُوۡا بِالۡحَیٰوۃِ الدُّنۡیَا ؕ وَ مَا الۡحَیٰوۃُ الدُّنۡیَا فِی الۡاٰخِرَۃِ اِلَّا مَتَاعٌ ﴿۶۲﴾
Allaahoe yabsoetoer riezqa liemay yashaaa'oe wa yaqdier; wa fariehoe bielhayaatied doenyaa wa mal hayaatoed doenya fiel Aaghieratie iellaa mataa'
13:26 Allah vergroot en beperkt de voorzieningen voor wie Hij wil. En ze genieten van het wereldse leven. Echter het wereldse leven is in vergelijking tot het hiernamaals, slechts een tijdelijke genieting.

وَ یَقُوۡلُ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا لَوۡ لَاۤ اُنۡزِلَ عَلَیۡہِ اٰیَۃٌ مِّنۡ رَّبِّہٖ ؕ قُلۡ اِنَّ اللّٰہَ یُضِلُّ مَنۡ یَّشَآءُ وَ یَہۡدِیۡۤ اِلَیۡہِ مَنۡ اَنَابَ ﴿۷۲﴾
Wa yaqoeloel lazieena kafaroe law laaa oenziela 'alaihie Aayatoem mier Rabbieh; qoel iennal laaha yoedielloe may yashaa'oe wa yahdieee ielaihie man anaab
13:27 En de ongelovigen zeggen: "Waarom is er geen teken van zijn Heer op hem neergezonden? Zeg: "Voorzeker, Allah laat dwalen wie Hij wil en leidt wie tot hem keert (in berouw) naar Hem toe."

اَلَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ تَطۡمَئِنُّ قُلُوۡبُہُمۡ بِذِکۡرِ اللّٰہِ ؕ اَلَا بِذِکۡرِ اللّٰہِ تَطۡمَئِنُّ الۡقُلُوۡبُ ﴿۸۲﴾
Allazieena aamanoe wa tatma'iennoe qoeloeboehoem bieziekriel laah; alaa bieziekriel laahie tatma'iennoel qoeloeb
13:28 (Zij zijn) degenen die geloven en hun harten raken in rust door het gedenken van Allah. Geen enkele twijfel, in het gedenken van Allah komen de harten tot rust.

اَلَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ طُوۡبٰی لَہُمۡ وَ حُسۡنُ مَاٰبٍ ﴿۹۲﴾
Allazieena aamanoe wa a'amieloes saaliehaatie toebaa lahoem wa hoesnoe ma aab
13:29 Degenen die geloven en goede daden verrichten, voor hen is er gelukzaligheid en een mooie plaats waar ze naar terugkeren.

کَذٰلِکَ اَرۡسَلۡنٰکَ فِیۡۤ اُمَّۃٍ قَدۡ خَلَتۡ مِنۡ قَبۡلِہَاۤ اُمَمٌ لِّتَتۡلُوَا۠ عَلَیۡہِمُ الَّذِیۡۤ اَوۡحَیۡنَاۤ اِلَیۡکَ وَ ہُمۡ یَکۡفُرُوۡنَ بِالرَّحۡمٰنِ ؕ قُلۡ ہُوَ رَبِّیۡ لَاۤ اِلٰہَ اِلَّا ہُوَ ۚ عَلَیۡہِ تَوَکَّلۡتُ وَ اِلَیۡہِ مَتَابِ ﴿۰۳﴾
Kazaalieka arsalnaaka fieee oemmatien qad ghalat mien qabliehaaa oemamoel lietatloewa 'alaihiemoel lazieee awhainaaa ielaika wa hoem yakfoeroena bier Rahmaaan; qoel Hoewa Rabbiee laaa ielaaha iellaa Hoewa 'alaihie tawakkaltoe wa ielaihie mataab
13:30 We hebben jou naar een gemeenschap gestuurd, waarlijk (velen verschillende) gemeenschappen zijn voor af gegaan, zodat jij datgeen wat Wij aan jou openbaren, tot hen kunt reciteren omdat ze niet geloven in de meest Barmhartige. Zeg Hij is mijn Heer, er is geen (andere) godheid/deïteit dan Hem. Op Hem stel ik mijn vertrouwen en tot Hem is mijn terugkeer."

وَ لَوۡ اَنَّ قُرۡاٰنًا سُیِّرَتۡ بِہِ الۡجِبَالُ اَوۡ قُطِّعَتۡ بِہِ الۡاَرۡضُ اَوۡ کُلِّمَ بِہِ الۡمَوۡتٰی ؕ بَلۡ لِّلّٰہِ الۡاَمۡرُ جَمِیۡعًا ؕ اَفَلَمۡ یَایۡـَٔسِ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡۤا اَنۡ لَّوۡ یَشَآءُ اللّٰہُ لَہَدَی النَّاسَ جَمِیۡعًا ؕ وَ لَا یَزَالُ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا تُصِیۡبُہُمۡ بِمَا صَنَعُوۡا قَارِعَۃٌ اَوۡ تَحُلُّ قَرِیۡبًا مِّنۡ دَارِہِمۡ حَتّٰی یَاۡتِیَ وَعۡدُ اللّٰہِ ؕ اِنَّ اللّٰہَ لَا یُخۡلِفُ الۡمِیۡعَادَ ﴿۱۳﴾
Wa law anna Qoeraanan soeyyierat biehiel djiebaaloe aw qoettie'at biehiel ardoe aw koelliema biehiel mawtaa; bal liellaahiel amroe djamiee'aa; afalam yai'asiel lazieena aamanoeo al law yashaaa 'oellaahoe lahadan naasa djamiee'aa; wa laa yazaaloel lazieena kafaroe toesieeboehoem biemaa sana'oe qaarie'atoen aw tahoelloe qarieebam mien daariehiem hatta ya'tieya wa'doel laah; iennal laaha laa yoeghliefoel miee'aad
13:31 En als er een recitatie zou zijn waardoor bergen verzet konden worden of de aarde gespleten kon worden of de doden zouden kunnen spreken, (dan zou het de Koran zijn geweest). Nee! Aan Allah behoort al het bevel. Weten de gelovigen dan niet, dat als Allah het had gewild, dan had Hij allen geleid, de gehele mensheid! En de ongelovigen zullen getroffen worden door rampen voor hetgeen ze doen, dat zal niet stoppen. Of het (de ramp) zal dicht bij hun huizen vestigen totdat de belofte/bevel van Allah komt. Allah faalt niet in het uitvoeren van de belofte.

وَ لَقَدِ اسۡتُہۡزِیَٔ بِرُسُلٍ مِّنۡ قَبۡلِکَ فَاَمۡلَیۡتُ لِلَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا ثُمَّ اَخَذۡتُہُمۡ ۟ فَکَیۡفَ کَانَ عِقَابِ ﴿۲۳﴾
Wa laqadies toehzie'a bie Roesoeliem mien qablieka fa amlaitoe liellazieena kafaroe soemma aghaztoehoem fakaifa kaana 'ieqaab
13:32 En voorzeker, de boodschappers die jou vooraf gingen, werden bespot. Maar Ik verleende gratie aan de ongelovigen. Vervolgens, greep ik hen. En zie hoe Mijn straf was.

اَفَمَنۡ ہُوَ قَآئِمٌ عَلٰی کُلِّ نَفۡسٍۭ بِمَا کَسَبَتۡ ۚ وَ جَعَلُوۡا لِلّٰہِ شُرَکَآءَ ؕ قُلۡ سَمُّوۡہُمۡ ؕ اَمۡ تُنَبِّـُٔوۡنَہٗ بِمَا لَا یَعۡلَمُ فِی الۡاَرۡضِ اَمۡ بِظَاہِرٍ مِّنَ الۡقَوۡلِ ؕ بَلۡ زُیِّنَ لِلَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا مَکۡرُہُمۡ وَ صُدُّوۡا عَنِ السَّبِیۡلِ ؕ وَ مَنۡ یُّضۡلِلِ اللّٰہُ فَمَا لَہٗ مِنۡ ہَادٍ ﴿۳۳﴾
Afaman Hoewa qaaa'iemoen 'alaa koellie nafsiem biemaa kasabat; wa dja'aloe liellaahie shoerakaaa'a qoel samoehoem; am toenabbie'oena hoe biemaa laa ya'lamoe fiel ardie; am biezaahieriem mienal qawl; bal zoeyyiena liellazieena kafaroe makroehoem wa soeddoe 'anies sabieel; wa may yoedlieliel laahoe famaa lahoe mien haad;
13:33 Is Hij Die een onderhouder is van elke persoon en al zijn daden kent, gelijk aan een ander? Toch, kennen ze partners aan Allah toe. Zeg: "Noem hen! Of willen jullie Hem informeren over iets op de aarde waar Hij niets van af weet? Of zijn het (de beelden) een indirecte aanwijzing (van hen bestaan)? Nee! Schoonschijnend zijn de plannen van de ongelovigen gemaakt, ze worden verhinderd van het rechte pad. En wie Allah toestaat om te dwalen dan is er niemand die hem de weg kan wijzen. (Notitie: zie ook 91:10)

لَہُمۡ عَذَابٌ فِی الۡحَیٰوۃِ الدُّنۡیَا وَ لَعَذَابُ الۡاٰخِرَۃِ اَشَقُّ ۚ وَ مَا لَہُمۡ مِّنَ اللّٰہِ مِنۡ وَّاقٍ ﴿۴۳﴾
Lahoem 'azaaboen fiel hayaatied doenyaa wa la'azaaboel Aaghieratie ashaq, wa maa lahoem mienal laahie mien-waaq
13:34 Voor hen is er een straf gedurende het wereldse leven. Echter de straf van het hiernamaals is zwaarder. En ze hebben geen enkel beschermer tegen Allah.

مَثَلُ الۡجَنَّۃِ الَّتِیۡ وُعِدَ الۡمُتَّقُوۡنَ ؕ تَجۡرِیۡ مِنۡ تَحۡتِہَا الۡاَنۡہٰرُ ؕ اُکُلُہَا دَآئِمٌ وَّ ظِلُّہَا ؕ تِلۡکَ عُقۡبَی الَّذِیۡنَ اتَّقَوۡا ٭ۖ وَّ عُقۡبَی الۡکٰفِرِیۡنَ النَّارُ ﴿۵۳﴾
Masaloel djannatiel latiee woe'iedal moettaqoena tadjriee mien tahtiehal anhaaroe oekoeloehaa daaa'iemoew wa zielloehaa; tielka oeqbal lazieenat taqaw wa 'oeqbal kafierieenan Naar
13:35 De omschrijving van het paradijs, welke beloofd is aan de Moettaqoen (degenen die godvrezend zijn, zie 2:2-5), is dat er rivieren zijn die eronder stromen. Het voedsel en de schaduwen zullen nooit opraken. Dit is de eind bestemming van degenen die oprecht zijn. En het einde van de ongelovigen is het vuur. (Notitie:, zie ook 56:28-32)

وَ الَّذِیۡنَ اٰتَیۡنٰہُمُ الۡکِتٰبَ یَفۡرَحُوۡنَ بِمَاۤ اُنۡزِلَ اِلَیۡکَ وَ مِنَ الۡاَحۡزَابِ مَنۡ یُّنۡکِرُ بَعۡضَہٗ ؕ قُلۡ اِنَّمَاۤ اُمِرۡتُ اَنۡ اَعۡبُدَ اللّٰہَ وَ لَاۤ اُشۡرِکَ بِہٖ ؕ اِلَیۡہِ اَدۡعُوۡا وَ اِلَیۡہِ مَاٰبِ ﴿۶۳﴾
Wallazieena aatainaa hoemoel Kietaaba yafrahoena biemaa oenziela ielaika wa mienal Ahzaabie may yoen-kieroe ba'dah; qoel iennamaa oemiertoe an a'boedal laaha wa laaa oeshrieka bieh; ielaihie ad'oe wa ielaihie maab
13:36 En degenen aan wie Wij het boek (Thora, Indjeel) hebben gegeven, zijn verblijd door datgeen wat aan jou is geopenbaard. Echter onder de verschillende partijen (godenaanbidders, Joden, Christenen, etc) zijn er mensen die een deel ervan verwerpen (zie 61:6). Zeg:" Het is mij slechts opgedragen dat ik Allah aanbid en dat ik geen partners aan Hem toe ken. Tot Hem wend ik mij en tot Hem is mijn terugkeer."

وَ کَذٰلِکَ اَنۡزَلۡنٰہُ حُکۡمًا عَرَبِیًّا ؕ وَ لَئِنِ اتَّبَعۡتَ اَہۡوَآءَہُمۡ بَعۡدَ مَا جَآءَکَ مِنَ الۡعِلۡمِ ۙ مَا لَکَ مِنَ اللّٰہِ مِنۡ وَّلِیٍّ وَّ لَا وَاقٍ ﴿۷۳﴾
Wa kazaalieka anzalnaahoe hoekman 'Arabieyyaa; wa la'ieniet taba'ta ahwaaa 'ahoem ba'da maa djaaa'aka mienal 'ielmie maa laka mienal laahie miew walieyiew wa laa waaq
13:37 En zo hebben Wij het geopenbaard als een wetgeving in het Arabisch (zie 14:4). En als jij hun verlangens volgt, nadat de kennis tot jou gekomen is, dan is er geen beschermer noch een verdediger tegen Allah voor jou.

وَ لَقَدۡ اَرۡسَلۡنَا رُسُلًا مِّنۡ قَبۡلِکَ وَ جَعَلۡنَا لَہُمۡ اَزۡوَاجًا وَّ ذُرِّیَّۃً ؕ وَ مَا کَانَ لِرَسُوۡلٍ اَنۡ یَّاۡتِیَ بِاٰیَۃٍ اِلَّا بِاِذۡنِ اللّٰہِ ؕ لِکُلِّ اَجَلٍ کِتَابٌ ﴿۸۳﴾
Wa laqad arsalnaa Roesoelam mien qablieka wa dja'alnaa lahoem azwaadjaw wa zoerrieyyah; wa maa kaana lierasoelien ay ya'tieya bie aayatien iellaa bie iezniel laah; liekoellie adjalien kietaab
13:38 En voorzeker, Wij hebben Boodschappers gezonden die jou vooraf gingen. En Wij hebben voor hen vrouwen en nakomelingen gemaakt. Het was niet voor een boodschapper toegestaan om een teken te brengen zonder de toestemming van Allah. Voor alles is er een vast gesteld tijd.

یَمۡحُوا اللّٰہُ مَا یَشَآءُ وَ یُثۡبِتُ ۚۖ وَ عِنۡدَہٗۤ اُمُّ الۡکِتٰبِ ﴿۹۳﴾
Yamhoel laahoe maa yashaaa'oe wa yoesbietoe wa 'iendahoeo oemmoel Kietaab
13:39 Allah alleen verwijdert en voeg toe wat Hij wil. Bij Hem is de moeder der boeken (Lawh Al-Mahfuz).

وَ اِنۡ مَّا نُرِیَنَّکَ بَعۡضَ الَّذِیۡ نَعِدُہُمۡ اَوۡ نَتَوَفَّیَنَّکَ فَاِنَّمَا عَلَیۡکَ الۡبَلٰغُ وَ عَلَیۡنَا الۡحِسَابُ ﴿۰۴﴾
Wa iem maa noerrieyannaka ba'dal laziee na'iedoehoem aw nata waffayannaka fa iennamaa 'alaikal balaaghoe wa 'alainal hiesaab
13:40 Of Wij jou een deel laten zien van wat Wij hen beloofd hebben (de straf), of dat Wij jou doen sterven, op jou rust slechts het verkondigen en op Ons de afrekening.

اَوَ لَمۡ یَرَوۡا اَنَّا نَاۡتِی الۡاَرۡضَ نَنۡقُصُہَا مِنۡ اَطۡرَافِہَا ؕ وَ اللّٰہُ یَحۡکُمُ لَا مُعَقِّبَ لِحُکۡمِہٖ ؕ وَ ہُوَ سَرِیۡعُ الۡحِسَابِ ﴿۱۴﴾
Awalam yaraw annaa na'tiel arda nanqoesoehaa mien atraafiehaa; wallaahoe yahkoemoe laa moe'aqqieba liehoekmieh; wa Hoewa sariee'oel hiesaab
13:41 Zien ze niet dat Wij tot het land komen en het verminderen vanaf de buitenzijde. En Allah oordeelt en er is geen tegenspraak in Zijn oordeel. Hij is snel in (het uitvoeren van) de afrekening. (Notitie: Het verminderen van land is een gelijkenis dat de macht van de ongelovigen steeds minder wordt, zie ook 7:128)

وَ قَدۡ مَکَرَ الَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلِہِمۡ فَلِلّٰہِ الۡمَکۡرُ جَمِیۡعًا ؕ یَعۡلَمُ مَا تَکۡسِبُ کُلُّ نَفۡسٍ ؕ وَ سَیَعۡلَمُ الۡکُفّٰرُ لِمَنۡ عُقۡبَی الدَّارِ ﴿۲۴﴾
Wa qad makaral lazieena mien qabliehiem faliellaahiel makroe djamiee'aa; ya'lamoe maa taksieboe koelloe nafs; wa sa ya'lamoel koeffaaroe lieman 'oeqbad daar
13:42 En voorwaar, de generaties voor hen bedachten complotten. Echter Allah kent alle plannen. Hij weet wat elke persoon verdient. De ongelovigen zullen te weten komen wat hun eindbestemming is.

وَ یَقُوۡلُ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا لَسۡتَ مُرۡسَلًا ؕ قُلۡ کَفٰی بِاللّٰہِ شَہِیۡدًۢا بَیۡنِیۡ وَ بَیۡنَکُمۡ ۙ وَ مَنۡ عِنۡدَہٗ عِلۡمُ الۡکِتٰبِ ﴿۳۴﴾
Wa yaqoeloel lazieena kafaroe lasta moersalaa; qoel kafaa biellaahie shahieedam bainiee wa bainakoem wa man 'iendahoe 'ielmoel Kietaab
13:43 En de ongelovigen zeggen: "Jij bent geen boodschapper." Zeg: "Allah is voldoende als getuige tussen mij, jullie en degenen die kennis hebben van het boek (Thora, Indjiel)."


www.heiligekoran.nl