36 Jaa Sien
بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ
In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige m.b.t. iedereen, maar tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)
یٰسٓ ۚ﴿۱﴾
Yaa-Sieeen
36:1 Jaa Sieen

وَ الۡقُرۡاٰنِ الۡحَکِیۡمِ ۙ﴿۲﴾
Wal-Qoer-aaniel-Hakieem
36:2 Bij de Koran, die vol van wijsheid is,

اِنَّکَ لَمِنَ الۡمُرۡسَلِیۡنَ ۙ﴿۳﴾
Innaka lamienal moersalieen
36:3 voorzeker, jij (Mohammed v.z.m.h.) behoort tot de boodschappers,

عَلٰی صِرَاطٍ مُّسۡتَقِیۡمٍ ؕ﴿۴﴾
'Alaa Sieraatiem Moestaqieem
36:4 op een recht pad. (Notitie: 36:2-4 Allah zweert bij de Koran, dat profeet Mohammed (v.z.m.h.) tot de boodschappers behoort. Allah versterkt de gemoedstoestand van profeet Mohammed v.z.m.h., dit door te openbaren dat de straf bewaarheid wordt en dat er zelfs voorheen drie boodschappers naar een stad werd gestuurd. Ondanks dat, werden de boodschappers verworpen. Er was alleen één persoon die de boodschap accepteerde.)

تَنۡزِیۡلَ الۡعَزِیۡزِ الرَّحِیۡمِ ۙ﴿۵﴾
Tanzieelal 'Azieezier Rahieem
36:5 (Het is) Een openbaring van Al-Aziez (de Almachtige), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen).

لِتُنۡذِرَ قَوۡمًا مَّاۤ اُنۡذِرَ اٰبَآؤُہُمۡ فَہُمۡ غٰفِلُوۡنَ ﴿۶﴾
Lietoenziera qawmam maaa oenziera aabaaa'oehoem fahoem ghaafieloon
36:6 Zodat jij (Mohammed v.z.m.h.) een volk kan waarschuwen, waarvan de voorvaders niet gewaarschuwd waren. Daarom zijn ze achteloos (m.b.t. Allah, het hiernamaals, ect. Zie 10:7).

لَقَدۡ حَقَّ الۡقَوۡلُ عَلٰۤی اَکۡثَرِہِمۡ فَہُمۡ لَا یُؤۡمِنُوۡنَ ﴿۷﴾
Laqad haqqal qawloe 'alaaa aksariehiem fahoem laa yoe'mienoon
36:7 Waarlijk, het is bewezen dat het woord (de straf) op de meeste van hen waar is, omdat ze niet geloven. (Notitie:, zie 11:119. Het gaat hier om het woord van Allah: "Zeker, Ik zal de hel vullen met djien's en mensen tezamen." Zie ook 51:56, 28:63, 46:18).

اِنَّا جَعَلۡنَا فِیۡۤ اَعۡنَاقِہِمۡ اَغۡلٰلًا فَہِیَ اِلَی الۡاَذۡقَانِ فَہُمۡ مُّقۡمَحُوۡنَ ﴿۸﴾
Innaa dja'alnaa fieee a'naaqiehiem aghlaalan fahieya ielal azqaanie fahoem moeqmahoon
36:8 Zonder twijfel, Wij hebben om hun nekken ijzeren halsbanden vast gemaakt. Ze zijn zo breed dat ze hun kinnen raken, zodat hun hoofden omhoog geheven staat. (Notitie: Hun hoofden zitten zo vast door hoogmoed dat ze niet kijken naar de tekenen van Allah. In het hiernamaals worden ze letterlijk geketend, zie ook 13:5.)

وَ جَعَلۡنَا مِنۡۢ بَیۡنِ اَیۡدِیۡہِمۡ سَدًّا وَّ مِنۡ خَلۡفِہِمۡ سَدًّا فَاَغۡشَیۡنٰہُمۡ فَہُمۡ لَا یُبۡصِرُوۡنَ ﴿۹﴾
Wa dja'alnaa mien bainie aydieehiem saddanw-wa mien khalfiehiem saddan fa aghshai naahoem fahoem laa yoebsieroon
36:9 En Wij hebben voor hen een barrière geplaatst en achter hen een barrière geplaatst. En Wij hebben hen bedekt (met de bezigheden van het wereldse leven) zodat ze (de waarheid) niet kunnen zien (zie 2:7). (Notitie: Met andere woorden, ze trekken geen lering uit de toekomst (o.a. de dood, hiernamaals), noch trekken ze lering uit het verleden (o.a. geboorte). In het hiernamaals zal er ook twee barrières zijn, dat is de barrière naar het wereldse leven toe, zie 34:54 en een andere barrière naar het paradijs toe, zie 7:46.)

وَ سَوَآءٌ عَلَیۡہِمۡ ءَاَنۡذَرۡتَہُمۡ اَمۡ لَمۡ تُنۡذِرۡہُمۡ لَا یُؤۡمِنُوۡنَ ﴿۰۱﴾
Wa sawaaa'oen 'alaihiem 'a-anzartahoem am lam toenzierhoem laa yoe'mienoon
36:10 Het is voor hen hetzelfde of jij (Mohammed v.z.m.h.) waarschuwt of niet waarschuwt, ze zullen niet geloven. (Notitie: Ondanks dat het duidelijk is dat het woord van Allah bewaarheid wordt, en dat er ongelovigen zijn die nooit zullen geloven, wordt de boodschap aan de ongelovigen verkondigt. Dit wordt gedaan zodat er geen ruimte is voor tegen verweer op de dag des oordeels, zie 7:164, 67:8-11).

اِنَّمَا تُنۡذِرُ مَنِ اتَّبَعَ الذِّکۡرَ وَ خَشِیَ الرَّحۡمٰنَ بِالۡغَیۡبِ ۚ فَبَشِّرۡہُ بِمَغۡفِرَۃٍ وَّ اَجۡرٍ کَرِیۡمٍ ﴿۱۱﴾
Innamaa toenzieroe maniet taba 'az-Ziekra wa khashieyar Rahmaana bielghaib, fabashshierhoe biemaghfieratienw-wa adjrien arieem
36:11 Jij kan alleen degene die de (laatste) herinnering (de Koran) volgt en Ar-Rahmaan (zie 1:3) vreest zonder hem gezien te hebben. Geef hem dus het goede nieuws van vergiffenis en een eervolle beloning (het paradijs).

اِنَّا نَحۡنُ نُحۡیِ الۡمَوۡتٰی وَ نَکۡتُبُ مَا قَدَّمُوۡا وَ اٰثَارَہُمۡ ؕؑ وَ کُلَّ شَیۡءٍ اَحۡصَیۡنٰہُ فِیۡۤ اِمَامٍ مُّبِیۡنٍ ﴿۲۱﴾
Innaa Nahnoe noehyiel mawtaa wa naktoeboe maa qaddamoo wa aasaarahoem; wa koella shai'ien ahsainaahoe fieee Imaamiem oebieen
36:12 Zonder twijfel, Wij geven leven aan de doden. Wij hebben hun daden en de voetsporen (de gevolgen) ervan geregistreerd. Alles hebben Wij op een rijtje vast gelegd in een duidelijke register. (Notitie: met de voetsporen van hun daden wordt bedoeld de extra lasten zie 29:13, dan wel beloning (sadaqa jariya) als gevolg van hun daden.)

وَ اضۡرِبۡ لَہُمۡ مَّثَلًا اَصۡحٰبَ الۡقَرۡیَۃِ ۘ اِذۡ جَآءَہَا الۡمُرۡسَلُوۡنَ ﴿۳۱﴾
Wadrieb lahoem masalan Ashaabal Qaryatieh; iez djaaa'ahal moersaloon
36:13 En geef hen het voorbeeld van de bewoners van de stad, toen de boodschappers tot haar kwamen.

اِذۡ اَرۡسَلۡنَاۤ اِلَیۡہِمُ اثۡنَیۡنِ فَکَذَّبُوۡہُمَا فَعَزَّزۡنَا بِثَالِثٍ فَقَالُوۡۤا اِنَّاۤ اِلَیۡکُمۡ مُّرۡسَلُوۡنَ ﴿۴۱﴾
Iz arsalnaaa ielaihiemoesnainie fakazzaboohoemaa fa'azzaznaa biesaaliesien faqaalooo iennaaa ielaikoem moersaloon
36:14 Wij zonden twee boodschappers, echter ze verwierpen beide van hen. Dus versterkte Wij hen met een derde (boodschapper) en ze zeiden: "Voorzeker, Wij zijn (Allah's) boodschappers voor jullie."

قَالُوۡا مَاۤ اَنۡتُمۡ اِلَّا بَشَرٌ مِّثۡلُنَا ۙ وَ مَاۤ اَنۡزَلَ الرَّحۡمٰنُ مِنۡ شَیۡءٍ ۙ اِنۡ اَنۡتُمۡ اِلَّا تَکۡذِبُوۡنَ ﴿۵۱﴾
Qaaloo maaa antoem iellaa basharoem miesloenaa wa maaa anzalar Rahmaanoe mien shai'ien ien antoem iellaa takzieboon
36:15 Zij (de bewoners van de stad) zeiden: "Jullie zijn alleen maar mensen zoals ons. De meest Barmhartige heeft helemaal niets geopenbaard. Jullie liegen alleen maar."

قَالُوۡا رَبُّنَا یَعۡلَمُ اِنَّاۤ اِلَیۡکُمۡ لَمُرۡسَلُوۡنَ ﴿۶۱﴾
Qaaloo Rabboenaa ya'lamoe iennaaa ielaikoem lamoersaloon
36:16 Ze (de boodschappers) zeiden: "Onze Heer, weet dat wij boodschappers voor jullie zijn."

وَ مَا عَلَیۡنَاۤ اِلَّا الۡبَلٰغُ الۡمُبِیۡنُ ﴿۷۱﴾
Wa maa 'alainaaa iellal balaaghoel moebieen
36:17 "Op ons rust alleen de duidelijke verkondiging."

قَالُوۡۤا اِنَّا تَطَیَّرۡنَا بِکُمۡ ۚ لَئِنۡ لَّمۡ تَنۡتَہُوۡا لَنَرۡجُمَنَّکُمۡ وَ لَیَمَسَّنَّکُمۡ مِّنَّا عَذَابٌ اَلِیۡمٌ ﴿۸۱﴾
Qaaloo iennaa tataiyarnaa biekoem la'iel-lam tantahoo lanar djoemannakoem wa la-yamassan nakoem miennaa 'azaaboen alieem
36:18 Zij (de bewoners van de stad) zeiden: "Wij zien jullie als een slecht voorteken (ongeluk) (voor de moeilijkheden die we ondervinden). Als jullie niet ophouden, dan zullen wij jullie zeker bestenigen. Wij zullen jullie pijnlijk straffen."

قَالُوۡا طَآئِرُکُمۡ مَّعَکُمۡ ؕ اَئِنۡ ذُکِّرۡتُمۡ ؕ بَلۡ اَنۡتُمۡ قَوۡمٌ مُّسۡرِفُوۡنَ ﴿۹۱﴾
Qaaloo taaa'ieroekoem ma'akoem; a'ien zoekkiertoem; bal antoem qawmoem moesriefoon
36:19 Ze (de boodschappers) zeiden: "Moge jullie slechte voorteken op julliezelf rusten! Zeggen jullie dat, omdat jullie herinnerd worden (aan de waarheid)?! Nee! Jullie zijn een volk dat alle perken te buiten gaat."

وَ جَآءَ مِنۡ اَقۡصَا الۡمَدِیۡنَۃِ رَجُلٌ یَّسۡعٰی قَالَ یٰقَوۡمِ اتَّبِعُوا الۡمُرۡسَلِیۡنَ ﴿۰۲﴾
Wa djaaa'a mien aqsal madieenatie radjoeloeny yas'aa qaala yaa qawmiet tabie'oel moersalieen
36:20 En er kwam, vanuit de verste gedeelte van de stad, een man aanhollen. Hij zei: "Mijn volk, volg de boodschappers!"

اتَّبِعُوۡا مَنۡ لَّا یَسۡـَٔلُکُمۡ اَجۡرًا وَّ ہُمۡ مُّہۡتَدُوۡنَ ﴿۱۲﴾
Ittabie'oo mal-laa yas'aloekoem adjranw-wa hoem moehtadoon
36:21 "Volg hen die om geen enkel beloning vragen. Ze zijn recht geleid!"

وَ مَا لِیَ لَاۤ اَعۡبُدُ الَّذِیۡ فَطَرَنِیۡ وَ اِلَیۡہِ تُرۡجَعُوۡنَ ﴿۲۲﴾
Wa maa lieya laaa a'boedoel laziee fataraniee wa ielaihie toerdja'oon
36:22 "Waarom zou ik niet Degene Die mij geschapen heeft aanbidden? Degene waar jullie naar terug zullen keren?"

ءَاَتَّخِذُ مِنۡ دُوۡنِہٖۤ اٰلِہَۃً اِنۡ یُّرِدۡنِ الرَّحۡمٰنُ بِضُرٍّ لَّا تُغۡنِ عَنِّیۡ شَفَاعَتُہُمۡ شَیۡئًا وَّ لَا یُنۡقِذُوۡنِ ﴿۳۲﴾
'A-attakhiezoe mien dooniehieee aaliehatan ieny-yoeriednier Rahmaanoe biedoerriel-laa toeghnie 'anniee shafaa 'atoehoem hai 'anw-wa laa yoenqiezoon
36:23 "Moet ik naast Hem goden (ter aanbidding) nemen? Indien, Ar-Rahmaan (de Barmhartige, zie 1:3) enige tegenspoed\moeilijkheid\ziekte voor mij wil, dan kan hun bemiddeling niets voor mij betekenen, noch kunnen ze mij redden."

اِنِّیۡۤ اِذًا لَّفِیۡ ضَلٰلٍ مُّبِیۡنٍ ﴿۴۲﴾
Innieee iezal-lafiee dalaa-liem-moebieen
36:24 "Voorzeker, ik zal dan in een duidelijke dwaling bevinden."

اِنِّیۡۤ اٰمَنۡتُ بِرَبِّکُمۡ فَاسۡمَعُوۡنِ ﴿۵۲﴾
Innieee aamantoe bie Rabbiekoem fasma'oon
36:25 "Zonder twijfel, ik geloof in jullie Heer, dus luister naar me."

قِیۡلَ ادۡخُلِ الۡجَنَّۃَ ؕ قَالَ یٰلَیۡتَ قَوۡمِیۡ یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۶۲﴾
Qieelad khoeliel djannnah; qaala yaa laita qawmiee ya'lamoon
36:26 Er werd (tegen hem) gezegd: "Betreed het paradijs." Hij zei: "O wist mijn volk het maar,

بِمَا غَفَرَ لِیۡ رَبِّیۡ وَ جَعَلَنِیۡ مِنَ الۡمُکۡرَمِیۡنَ ﴿۷۲﴾
Biemaa ghafara liee Rabbiee wa dja'alaniee mienal moekramieen
36:27 hoe mijn Heer mij heeft vergeven en mij tussen de eervolle bewoners heeft geplaatst!" (Notitie: alleen martelaren betreden direct het paradijs, zie 2:154. Deze persoon is dus gedood, voor datgeen wat hij zei.)

وَ مَاۤ اَنۡزَلۡنَا عَلٰی قَوۡمِہٖ مِنۡۢ بَعۡدِہٖ مِنۡ جُنۡدٍ مِّنَ السَّمَآءِ وَ مَا کُنَّا مُنۡزِلِیۡنَ ﴿۸۲﴾
Wa maaa anzalnaa 'alaa qawmiehiee miem ba'diehiee mien djoendiem mienas-samaaa'ie wa maa koennaa moenzielieen
36:28 En Wij zonden tegen zijn volk geen (leger van) engelen vanuit de hemel, na (het heengaan) van hem (om het volk te vernietigen), noch hoefden Wij iets te zenden.

اِنۡ کَانَتۡ اِلَّا صَیۡحَۃً وَّاحِدَۃً فَاِذَا ہُمۡ خٰمِدُوۡنَ ﴿۹۲﴾
In kaanat iellaa saihataw waahiedatan fa-iezaa hoem khaamiedoon
36:29 Het was alleen één krachtig geluid/kreet. Aanschouw, ze waren levenloos!

یٰحَسۡرَۃً عَلَی الۡعِبَادِ ۚؑ مَا یَاۡتِیۡہِمۡ مِّنۡ رَّسُوۡلٍ اِلَّا کَانُوۡا بِہٖ یَسۡتَہۡزِءُوۡنَ ﴿۰۳﴾
Yaa hasratan 'alal 'iebaaad; maa ya'tieehiem mier Rasoolien iellaa kaanoo biehiee yastahzie 'oon
36:30 Helaas voor de dienaren! Zij hebben elke boodschapper bespot die tot hen kwam.

اَلَمۡ یَرَوۡا کَمۡ اَہۡلَکۡنَا قَبۡلَہُمۡ مِّنَ الۡقُرُوۡنِ اَنَّہُمۡ اِلَیۡہِمۡ لَا یَرۡجِعُوۡنَ ﴿۱۳﴾
Alam yaraw kam ahlak naa qablahoem mienal qoeroonie annahoem ielaihiem laa yardjie'oon
36:31 Zien zij (de ongelovigen) niet hoeveel oude generaties Wij vernietigd hebben? En dat ze niet tot hen (het wereldse keven) terug zullen keren?

وَ اِنۡ کُلٌّ لَّمَّا جَمِیۡعٌ لَّدَیۡنَا مُحۡضَرُوۡنَ ﴿۲۳﴾
Wa ien koelloel lammaa djamiee'oel-ladainaa moehdaroon
36:32 (Op de dag des oordeels,) Allen zullen dan voor Ons worden gebracht.

وَ اٰیَۃٌ لَّہُمُ الۡاَرۡضُ الۡمَیۡتَۃُ ۚۖ اَحۡیَیۡنٰہَا وَ اَخۡرَجۡنَا مِنۡہَا حَبًّا فَمِنۡہُ یَاۡکُلُوۡنَ ﴿۳۳﴾
Wa Aayatoel lahoemoel ardoel maitatoe ahyainaahaa wa akhradjnaa mienhaa habban famienhoe ya'koeloon
36:33 Een teken voor hen is de dorre aarde. Wij geven het leven, en Wij brengen graan eruit voort, waar ze van eten.

وَ جَعَلۡنَا فِیۡہَا جَنّٰتٍ مِّنۡ نَّخِیۡلٍ وَّ اَعۡنَابٍ وَّ فَجَّرۡنَا فِیۡہَا مِنَ الۡعُیُوۡنِ ﴿۴۳﴾
Wa dja'alnaa fieehaa djannaatiem mien nakhieeliew wa a'naabiew wa fadjdjarnaa fieeha mienal 'oeyoon
36:34 Wij hebben tuinen met dadelpalmen en druivenstruiken erop geplaatst. En Wij deden er waterbronnen eruit (de aarde) ontspringen.

لِیَاۡکُلُوۡا مِنۡ ثَمَرِہٖ ۙ وَ مَا عَمِلَتۡہُ اَیۡدِیۡہِمۡ ؕ اَفَلَا یَشۡکُرُوۡنَ ﴿۵۳﴾
Lie ya'koeloo mien samariehiee wa maa 'amielat-hoe aidieehiem; afalaa yashkoeroon
36:35 Zodat ze van haar fruit kunnen eten. Zij hebben het niet met hun handen gemaakt, dus willen ze niet dankbaar zijn?

سُبۡحٰنَ الَّذِیۡ خَلَقَ الۡاَزۡوَاجَ کُلَّہَا مِمَّا تُنۡۢبِتُ الۡاَرۡضُ وَ مِنۡ اَنۡفُسِہِمۡ وَ مِمَّا لَا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۶۳﴾
Soebhaanal laziee khalaqal azwaadja koellahaa miemmaa toembietoel ardoe wa mien anfoesiehiem wa miemmaa laa ya'lamoon
36:36 Soebhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) is Degene Die alles wat op de aarde groeit in paren heeft geschapen en ook hunzelf en datgeen wat ze nog niet kennen (zijn in paren geschapen).

وَ اٰیَۃٌ لَّہُمُ الَّیۡلُ ۚۖ نَسۡلَخُ مِنۡہُ النَّہَارَ فَاِذَا ہُمۡ مُّظۡلِمُوۡنَ ﴿۷۳﴾
Wa Aayatoel lahoemoel lailoe naslakhoe mienhoen nahaara fa-iezaa hoem moezliemoon
36:37 Een teken voor hen is de nacht. Wij trekken de dag ervan weg, aanschouw, ze bevinden zich in de duisternis.

وَ الشَّمۡسُ تَجۡرِیۡ لِمُسۡتَقَرٍّ لَّہَا ؕ ذٰلِکَ تَقۡدِیۡرُ الۡعَزِیۡزِ الۡعَلِیۡمِ ﴿۸۳﴾
Wash-shamsoe tadjriee liemoestaqarriel lahaa; zaalieka taqdieeroel 'Azieeziel Alieem
36:38 De zon beweegt zich snel voort, voor een periode dat voor hem is vast gesteld. Dat is de bepaling van Al-Aziz (De Almachtige), Al-Aleem (de Alwetende).

وَ الۡقَمَرَ قَدَّرۡنٰہُ مَنَازِلَ حَتّٰی عَادَ کَالۡعُرۡجُوۡنِ الۡقَدِیۡمِ ﴿۹۳﴾
Walqamara qaddarnaahoe manaaziela hattaa 'aada kal'oer djooniel qadieem
36:39 En voor de maan hebben Wij fases bepaald, totdat ze weer terugkeert (in fases en de vorm krijgt) van een oude palmboom-tak.

لَا الشَّمۡسُ یَنۡۢبَغِیۡ لَہَاۤ اَنۡ تُدۡرِکَ الۡقَمَرَ وَ لَا الَّیۡلُ سَابِقُ النَّہَارِ ؕ وَ کُلٌّ فِیۡ فَلَکٍ یَّسۡبَحُوۡنَ ﴿۰۴﴾
Lash shamsoe yambaghiee lahaaa an toedriekal qamara walal lailoe saabieqoen nahaar; wa koelloen fiee falakie yasbahoon
36:40 Het is voor de zon niet toegestaan dat hij, de maan (in snelheid) inhaalt. Noch kan de nacht, de dag voorbijstreven. Allen zweven in een (vastgestelde) baan.

وَ اٰیَۃٌ لَّہُمۡ اَنَّا حَمَلۡنَا ذُرِّیَّتَہُمۡ فِی الۡفُلۡکِ الۡمَشۡحُوۡنِ ﴿۱۴﴾
Wa Aayatoel lahoem annaa hamalnaa zoerrieyatahoem fiel foelkiel mashhoon
36:41 Een teken voor hen is dat Wij hun nakomelingen droegen in de beladen schip (ark van Noeh).

وَ خَلَقۡنَا لَہُمۡ مِّنۡ مِّثۡلِہٖ مَا یَرۡکَبُوۡنَ ﴿۲۴﴾
Wa khalaqnaa lahoem miem-miesliehiee maa yarkaboon
36:42 En Wij hebben voor hen dergelijke dingen gemaakt waarop ze rijden/vliegen/varen.

وَ اِنۡ نَّشَاۡ نُغۡرِقۡہُمۡ فَلَا صَرِیۡخَ لَہُمۡ وَ لَا ہُمۡ یُنۡقَذُوۡنَ ﴿۳۴﴾
Wa ien nashaa noeghrieqhoem falaa sarieekha lahoem wa laa hoem yoenqazoon
36:43 Als Wij het willen, dan zullen Wij ze laten verdrinken. Er zal dan niemand zijn die hun geschreeuw om hulp kan horen, noch zullen ze worden gered.

اِلَّا رَحۡمَۃً مِّنَّا وَ مَتَاعًا اِلٰی حِیۡنٍ ﴿۴۴﴾
Illaa rahmatam miennaa wa mataa'an ielaa hieen
36:44 Behalve, door de barmhartigheid van Ons en als een tijdelijke genot (voor hen op de aarde).

وَ اِذَا قِیۡلَ لَہُمُ اتَّقُوۡا مَا بَیۡنَ اَیۡدِیۡکُمۡ وَ مَا خَلۡفَکُمۡ لَعَلَّکُمۡ تُرۡحَمُوۡنَ ﴿۵۴﴾
Wa iezaa qieela lahoemoettaqoo maa baina aidieekoem wa maa khalfakoem la'allakoem toerhamoon
36:45 En wanneer er tegen hen wordt gezegd: "Vrees datgeen wat voor jullie is (de dood/dag des oordeels) en datgeen wat achter jullie is (de afrekening tijdens het wereldse leven, zoals bij de oude geneneraties), zodat jullie de barmhartigheid kunnen krijgen."

وَ مَا تَاۡتِیۡہِمۡ مِّنۡ اٰیَۃٍ مِّنۡ اٰیٰتِ رَبِّہِمۡ اِلَّا کَانُوۡا عَنۡہَا مُعۡرِضِیۡنَ ﴿۶۴﴾
Wa maa ta'tieehiem mien aayatiem mien Aayaatie Rabbiehiem iellaa kaanoo 'anhaa moe'riedieen
36:46 Ieder keer wanneer er een teken van hun Heer komt, dan keren ze zich er van af.

وَ اِذَا قِیۡلَ لَہُمۡ اَنۡفِقُوۡا مِمَّا رَزَقَکُمُ اللّٰہُ ۙ قَالَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا لِلَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡۤا اَنُطۡعِمُ مَنۡ لَّوۡ یَشَآءُ اللّٰہُ اَطۡعَمَہٗۤ ٭ۖ اِنۡ اَنۡتُمۡ اِلَّا فِیۡ ضَلٰلٍ مُّبِیۡنٍ ﴿۷۴﴾
Wa iezaa qieela lahoem anfieqoo miemmaa razaqakoemoel laahoe qaalal lazieena kafaroo liellazieena aamanooo anoet'iemoe al-law yashaaa'oel laahoe at'amahooo ien antoem iellaa fiee dalaaliem moebieen
36:47 En wanneer er tegen hen wordt gezegd: "Geef (aan liefdadigheid) uit van datgeen wat Allah jullie heeft gegeven", dan zeggen de ongelovigen: "Moeten Wij degene voeden, terwijl als Allah het gewild zou hebben, dan zou Hij hem hebben gevoed. Jullie verkeren in een duidelijke dwaling."

وَ یَقُوۡلُوۡنَ مَتٰی ہٰذَا الۡوَعۡدُ اِنۡ کُنۡتُمۡ صٰدِقِیۡنَ ﴿۸۴﴾
Wa yaqooloona mataa haazal wa'doe ien koentoem saadieqieen
36:48 Ze zeggen: "Wanneer is deze belofte (de straf / de dag des oordeels) dan als jullie de waarheid spreken?"

مَا یَنۡظُرُوۡنَ اِلَّا صَیۡحَۃً وَّاحِدَۃً تَاۡخُذُہُمۡ وَ ہُمۡ یَخِصِّمُوۡنَ ﴿۹۴﴾
Maa yanzoeroona iellaa saihataw waahiedatan ta'khoezoehoem wa hoem yakhiessiemoon
36:49 Ze wachten alleen op één geluid/donder/explosie! Het zal hun grijpen terwijl ze aan het ruzie maken/disputeren zijn.

فَلَا یَسۡتَطِیۡعُوۡنَ تَوۡصِیَۃً وَّ لَاۤ اِلٰۤی اَہۡلِہِمۡ یَرۡجِعُوۡنَ ﴿۰۵﴾
Falaa yastatiee'oona taw sieyatanw-wa laaa ielaaa ahliehiem yardjie'oon
36:50 Ze zullen dan niet instaat zijn om een testament te kunnen maken, noch zullen ze terug kunnen keren naar hun familie.

وَ نُفِخَ فِی الصُّوۡرِ فَاِذَا ہُمۡ مِّنَ الۡاَجۡدَاثِ اِلٰی رَبِّہِمۡ یَنۡسِلُوۡنَ ﴿۱۵﴾
Wa noefiekha fies-soorie faizaa hoem mienal adjdaasie ielaa Rabbiehiem yansieloon
36:51 Er zal worden geblazen in de trompet. En aanschouw! Ze zullen vanuit de aarde komen en zich haasten naar hun Heer. (Notitie: Adjdatie Jadies, alles wordt opgegeten door de aarde Djadies (alles wat opgegeten) 20:55, 7:25 )

قَالُوۡا یٰوَیۡلَنَا مَنۡۢ بَعَثَنَا مِنۡ مَّرۡقَدِنَا ٜۘؐ ہٰذَا مَا وَعَدَ الرَّحۡمٰنُ وَ صَدَقَ الۡمُرۡسَلُوۡنَ ﴿۲۵﴾
Qaaloo yaa wailanaa mam ba'asanaa miem marqadienaa; haaza maa wa'adar Rahmanoe wa sadaqal moersaloon
36:52 Ze zullen zeggen: "O Wee ons! Wie heeft ons opgewekt van onze rustplek? Dit is wat Ar-Rahmaan (de Barmhartige, zie 1:3) ons beloofd had. De boodschappers spraken de waarheid!"

اِنۡ کَانَتۡ اِلَّا صَیۡحَۃً وَّاحِدَۃً فَاِذَا ہُمۡ جَمِیۡعٌ لَّدَیۡنَا مُحۡضَرُوۡنَ ﴿۳۵﴾
In kaanat iellaa saihataw waahiedatan fa-iezaa hoem djamiee'oel ladainaa moehdaroon
36:53 Het zal alleen één geluid-stoot zijn. En aanschouw! Ze zullen allen voor Ons worden gebracht.

فَالۡیَوۡمَ لَا تُظۡلَمُ نَفۡسٌ شَیۡئًا وَّ لَا تُجۡزَوۡنَ اِلَّا مَا کُنۡتُمۡ تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۴۵﴾
Fal-Yawma laa toezlamoe nafsoen shai'anw-wa laa toedjzawna iellaa maa koentoem ta'maloon
36:54 Op deze dag zal geen enkel onrecht op een 'Nafs' (persoon) worden gedaan. Jullie zullen alleen worden vergoed op basis van wat jullie hebben gedaan.

اِنَّ اَصۡحٰبَ الۡجَنَّۃِ الۡیَوۡمَ فِیۡ شُغُلٍ فٰکِہُوۡنَ ﴿۵۵﴾
Inna Ashaabal djannatiel Yawma fiee shoeghoelien faakiehoon
36:55 Voorzeker, op deze dag zullen de bewoners van het paradijs zich amuseren.

ہُمۡ وَ اَزۡوَاجُہُمۡ فِیۡ ظِلٰلٍ عَلَی الۡاَرَآئِکِ مُتَّکِـُٔوۡنَ ﴿۶۵﴾
Hoem wa azwaadjoehoem fiee zielaalien 'alal araaa'iekie moettakie'oon
36:56 Zij en hun echtgenoten zullen zich vertoeven in schaduwen, leunend op banken.

لَہُمۡ فِیۡہَا فَاکِہَۃٌ وَّ لَہُمۡ مَّا یَدَّعُوۡنَ ﴿۷۵﴾
Lahoem fieehaa faakieha toenw-wa lahoem maa yadda'oon
36:57 Voor hen zijn er daar vruchten en wat ze maar ook vragen.

سَلٰمٌ ۟ قَوۡلًا مِّنۡ رَّبٍّ رَّحِیۡمٍ ﴿۸۵﴾
Salaamoen qawlam mier Rabbier Rahieem
36:58 "Selaam (Vrede)!" Een woord van een Heer die Ar-Rahiem (zie 1:3) is. (Notitie: zie 33:44, Allah zal de gelovigen begroeten met vrede.)

وَ امۡتَازُوا الۡیَوۡمَ اَیُّہَا الۡمُجۡرِمُوۡنَ ﴿۹۵﴾
Wamtaazoel Yawma ayyoehal moedjriemoon
36:59 "O jullie criminelen, scheid julliezelf vandaag (met hun en al het goede)!" (Notitie: zie 30:43)

اَلَمۡ اَعۡہَدۡ اِلَیۡکُمۡ یٰبَنِیۡۤ اٰدَمَ اَنۡ لَّا تَعۡبُدُوا الشَّیۡطٰنَ ۚ اِنَّہٗ لَکُمۡ عَدُوٌّ مُّبِیۡنٌ ﴿۰۶﴾
Alam a'had ielaikoem yaa Banieee Aadama al-laa ta'boedoesh Shaitaana iennahoo lakoem 'adoewwoem moebieen
36:60 "O kinderen van Adam! Heb Ik jullie niet bevolen om de satan niet te aanbidden (en gezegd dat) hij een een duidelijke vijand is."

وَّ اَنِ اعۡبُدُوۡنِیۡ ؕؔ ہٰذَا صِرَاطٌ مُّسۡتَقِیۡمٌ ﴿۱۶﴾
Wa anie'boedooniee; haazaa Sieraatoem Moestaqieem
36:61 "En (heb Ik jullie niet bevolen) om Mij te aanbidden en dat dit een rechtpad is?"

وَ لَقَدۡ اَضَلَّ مِنۡکُمۡ جِبِلًّا کَثِیۡرًا ؕ اَفَلَمۡ تَکُوۡنُوۡا تَعۡقِلُوۡنَ ﴿۲۶﴾
Wa laqad adalla mien-koem djiebiellan kasieeraa; afalam takoonoo ta'qieloon
36:62 "Waarlijk, hij heeft een gigantische menigte van jullie doen afdwalen. Hebben jullie je verstand dan niet gebruikt?"

ہٰذِہٖ جَہَنَّمُ الَّتِیۡ کُنۡتُمۡ تُوۡعَدُوۡنَ ﴿۳۶﴾
Haaziehiee djahannamoel latiee koentoem too'adoon
36:63 "Dit is de hel, welke jullie toegezegd was."

اِصۡلَوۡہَا الۡیَوۡمَ بِمَا کُنۡتُمۡ تَکۡفُرُوۡنَ ﴿۴۶﴾
Islawhal Yawma biemaa koentoem takfoeroon
36:64 "Brand vandaag erin, omdat jullie niet wilden geloven!"

اَلۡیَوۡمَ نَخۡتِمُ عَلٰۤی اَفۡوَاہِہِمۡ وَ تُکَلِّمُنَاۤ اَیۡدِیۡہِمۡ وَ تَشۡہَدُ اَرۡجُلُہُمۡ بِمَا کَانُوۡا یَکۡسِبُوۡنَ ﴿۵۶﴾
Al-Yawma nakhtiemoe 'alaaa afwaahiehiem wa toekalliemoenaaa aidieehiem wa tashhadoe ardjoeloehoem biemaa kaanoo yaksieboon
36:65 Op deze dag zullen Wij hun monden verzegelen. Hun handen zullen tot Ons spreken en hun voeten zullen getuigen, over al datgeen wat ze (deden en) hebben verdiend. (Notitie: zie ook 41:20)

وَ لَوۡ نَشَآءُ لَطَمَسۡنَا عَلٰۤی اَعۡیُنِہِمۡ فَاسۡتَبَقُوا الصِّرَاطَ فَاَنّٰی یُبۡصِرُوۡنَ ﴿۶۶﴾
Wa law nashaaa'oe lata masna 'alaaa aiyoeniehiem fasta baqoes-sieraata fa-annaa yoebsieroon
36:66 En als Wij het wilden, dan konden Wij het licht in hun ogen doven. Dan zouden ze zich haasten om het pad te vinden. Echter, hoe zouden ze dan (de tekenen) kunnen zien?

وَ لَوۡ نَشَآءُ لَمَسَخۡنٰہُمۡ عَلٰی مَکَانَتِہِمۡ فَمَا اسۡتَطَاعُوۡا مُضِیًّا وَّ لَا یَرۡجِعُوۡنَ ﴿۷۶﴾
Wa law nashaaa'oe lamasakhnaahoem 'alaa makaanatiehiem famas-tataa'oo moedieyyanw-wa laa yardjie'oon
36:67 Als Wij het wilden, dan konden Wij hun ter plekke veranderen. Dan waren ze niet in staat om vooruit te gaan, noch konden ze terug keren. (Notitie: zie ook 7:166.)

وَ مَنۡ نُّعَمِّرۡہُ نُنَکِّسۡہُ فِی الۡخَلۡقِ ؕ اَفَلَا یَعۡقِلُوۡنَ ﴿۸۶﴾
Wa man noe 'ammierhoe noenakkieshoe fiel-khalq; afalaa ya'qieloon
36:68 En aan wie Wij een lang leven schenken, doen Wij terugkeren in schepping. Willen ze dan geen verstand gebruiken? (Notitie: zie ook 22:5)

وَ مَا عَلَّمۡنٰہُ الشِّعۡرَ وَ مَا یَنۡۢبَغِیۡ لَہٗ ؕ اِنۡ ہُوَ اِلَّا ذِکۡرٌ وَّ قُرۡاٰنٌ مُّبِیۡنٌ ﴿۹۶﴾
Wa maa 'allamnaahoesh shie'ra wa maa yambaghiee lah; ien hoewa iellaa ziekroenw-wa Qoer-aanoem moebieen
36:69 Wij hebben hem (Mohammed v.z.m.h.) het dichten niet onderwezen, noch past het bij hem (van nature). Het is alleen een herinnering (van de boodschap) en een duidelijke oplezing\wetten (Koran) (vanuit de Lawh Al-Mahfuz, de moeder der boeken).

لِّیُنۡذِرَ مَنۡ کَانَ حَیًّا وَّ یَحِقَّ الۡقَوۡلُ عَلَی الۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۰۷﴾
Lieyoenziera man kaana haiyanw-wa yahieqqal qawloe 'alal-kaafierieen
36:70 Om hen te waarschuwen die levend zijn en om aan te tonen dat het woord (zie 36:7) tegen de ongelovigen waar is.

اَوَ لَمۡ یَرَوۡا اَنَّا خَلَقۡنَا لَہُمۡ مِّمَّا عَمِلَتۡ اَیۡدِیۡنَاۤ اَنۡعَامًا فَہُمۡ لَہَا مٰلِکُوۡنَ ﴿۱۷﴾
Awalam yaraw annaa khalaqnaa lahoem miemmaa 'amielat aidieenaaa an'aaman fahoem lahaa maaliekoon
36:71 Zien ze niet dat Wij voor hen vee, wat gemaakt is door Onze handen en waarover zij de beheerders zijn, hebben geschapen?

وَ ذَلَّلۡنٰہَا لَہُمۡ فَمِنۡہَا رَکُوۡبُہُمۡ وَ مِنۡہَا یَاۡکُلُوۡنَ ﴿۲۷﴾
Wa zallalnaahaa lahoem famienhaa rakooboehoem wa mienhaa ya'koeloon
36:72 Wij hebben hen (het vee) voor hen (de mensen) getemd. Dus sommige van hen worden door hen bereden en van anderen eten ze.

وَ لَہُمۡ فِیۡہَا مَنَافِعُ وَ مَشَارِبُ ؕ اَفَلَا یَشۡکُرُوۡنَ ﴿۳۷﴾
Wa lahoem fieehaa manaa fie'oe wa mashaarieb; afalaa yashkoeroon
36:73 Voor hen (de mensen) zijn er voordelen en drank daaruit. Willen ze dus geen dankbaarheid tonen?

وَ اتَّخَذُوۡا مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ اٰلِہَۃً لَّعَلَّہُمۡ یُنۡصَرُوۡنَ ﴿۴۷﴾
Wattakhazoo mien dooniel laahie aaliehatal la'allahoem yoensaroon
36:74 Ze hebben naast Allah goden ter aanbidding genomen, zodat ze (denken dat ze) geholpen kunnen worden.

لَا یَسۡتَطِیۡعُوۡنَ نَصۡرَہُمۡ ۙ وَ ہُمۡ لَہُمۡ جُنۡدٌ مُّحۡضَرُوۡنَ ﴿۵۷﴾
Laa yastatiee'oona nasrahoem wa hoem lahoem djoendoem moehdaroon
36:75 Ze zijn niet instaat om hen te helpen. In tegendeel, ze zullen tegen hen als een leger worden gebracht (op de dag des oordeels).

فَلَا یَحۡزُنۡکَ قَوۡلُہُمۡ ۘ اِنَّا نَعۡلَمُ مَا یُسِرُّوۡنَ وَ مَا یُعۡلِنُوۡنَ ﴿۶۷﴾
Falaa yahzoen-ka qawloehoem; iennaa na'lamoe maa yoesierroona wa maa yoe'lienoon
36:76 Laat dus hun woorden jou (Mohammed v.z.m.h.) niet verdrietig maken. Voorzeker, Wij weten wat ze verbergen en wat ze uiten.

اَوَ لَمۡ یَرَ الۡاِنۡسَانُ اَنَّا خَلَقۡنٰہُ مِنۡ نُّطۡفَۃٍ فَاِذَا ہُوَ خَصِیۡمٌ مُّبِیۡنٌ ﴿۷۷﴾
Awalam yaral iensaanoe annaa khalaqnaahoe mien noetfatien fa-iezaa hoewa khasieemoem moebieen
36:77 Ziet de mens niet dat Wij hem geschapen hebben vanuit een 'Nutfa' (één enkele cel)? Aanschouw! Vervolgens, wordt hij een duidelijke tegenstander.

وَ ضَرَبَ لَنَا مَثَلًا وَّ نَسِیَ خَلۡقَہٗ ؕ قَالَ مَنۡ یُّحۡیِ الۡعِظَامَ وَ ہِیَ رَمِیۡمٌ ﴿۸۷﴾
Wa daraba lanaa maslanw-wa nasieya khalqahoo qaala mai-yoehyiel'iezaama wa hieya ramieem
36:78 En hij geeft Ons vergelijkingen, maar vergeet zijn eigen schepping. Hij zegt: "Wie zal er aan de botten (weer) leven geven wanneer ze vergaan zijn?"

قُلۡ یُحۡیِیۡہَا الَّذِیۡۤ اَنۡشَاَہَاۤ اَوَّلَ مَرَّۃٍ ؕ وَ ہُوَ بِکُلِّ خَلۡقٍ عَلِیۡمُۨ ﴿۹۷﴾
Qoel yoeh yieehal lazieee ansha ahaaa awwala marrah; wa Hoewa biekoellie khalqien 'Alieem
36:79 Zeg: "Hij zal hem doen leven, Degene Die hen de eerste keer geschapen heeft. Hij is Alwetend over elke schepping."

الَّذِیۡ جَعَلَ لَکُمۡ مِّنَ الشَّجَرِ الۡاَخۡضَرِ نَارًا فَاِذَاۤ اَنۡتُمۡ مِّنۡہُ تُوۡقِدُوۡنَ ﴿۰۸﴾
Allaziee dja'ala lakoem mienash shadjariel akhdarie naaran fa-iezaaa antoem mienhoe tooqiedoon
36:80 "Degene Die voor jullie van de groene boom vuur maakt. Aanschouw! Jullie steken ermee aan."

اَوَ لَیۡسَ الَّذِیۡ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ بِقٰدِرٍ عَلٰۤی اَنۡ یَّخۡلُقَ مِثۡلَہُمۡ ؕ؃ بَلٰی ٭ وَ ہُوَ الۡخَلّٰقُ الۡعَلِیۡمُ ﴿۱۸﴾
Awa laisal laziee khalaqas samaawaatie wal arda bieqaadierien 'alaaa ai-yakhloeqa mieslahoem; balaa wa Hoewal Khallaaqoel Alieem
36:81 Is Hij, Degene Die de hemelen en aarde schiep, niet in staat om het gelijke te scheppen? Ja, zonder twijfel! Hij is Al-Galiek (de Schepper), Al-Aliem (de Alwetende).

اِنَّمَاۤ اَمۡرُہٗۤ اِذَاۤ اَرَادَ شَیۡئًا اَنۡ یَّقُوۡلَ لَہٗ کُنۡ فَیَکُوۡنُ ﴿۲۸﴾
Innamaa amroehooo iezaaa araada shai'an ai-yaqoola lahoo koen fa-yakoon
36:82 Wanneer Hij iets wil, is Zijn gebod alleen: "'Koen!' (wees!)" en het (de realistatie ervan) is er.

فَسُبۡحٰنَ الَّذِیۡ بِیَدِہٖ مَلَکُوۡتُ کُلِّ شَیۡءٍ وَّ اِلَیۡہِ تُرۡجَعُوۡنَ ﴿۳۸﴾
Fa Soebhaanal laziee bieyadiehiee malakootoe koellie shai-ienw-wa ielaihie toerdja'oon
36:83 Dus Subhaan (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming) is Degene in wiens hand het gehele koninkrijk ligt. En tot Hem zullen jullie terug keren.


www.heiligekoran.nl