59 Al-Hashr (De verbanning)
بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ
In de naam van Allah, Ar-Rahmaan (de meest Barmhartige m.b.t. iedereen, maar tijdelijk van duur), Ar-Rahiem (Degenen Die altijd Barmhartig zal zijn voor de gelovigen)
سَبَّحَ لِلّٰہِ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَا فِی الۡاَرۡضِ ۚ وَ ہُوَ الۡعَزِیۡزُ الۡحَکِیۡمُ ﴿۱﴾
Sabbaha liellaahie maa fiessamaawaatie wa maa fiel ardie wa Hoewal 'Azieezoel Hakieem
59:1 Alles wat er in de hemelen en wat er ook op de aarde is verklaart de ultieme perfectie van Allah. Hij is Al-Aziez (de Almachtige), Al-Hakiem (de Alwijze).

ہُوَ الَّذِیۡۤ اَخۡرَجَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا مِنۡ اَہۡلِ الۡکِتٰبِ مِنۡ دِیَارِہِمۡ لِاَوَّلِ الۡحَشۡرِ ؕؔ مَا ظَنَنۡتُمۡ اَنۡ یَّخۡرُجُوۡا وَ ظَنُّوۡۤا اَنَّہُمۡ مَّانِعَتُہُمۡ حُصُوۡنُہُمۡ مِّنَ اللّٰہِ فَاَتٰىہُمُ اللّٰہُ مِنۡ حَیۡثُ لَمۡ یَحۡتَسِبُوۡا ٭ وَ قَذَفَ فِیۡ قُلُوۡبِہِمُ الرُّعۡبَ یُخۡرِبُوۡنَ بُیُوۡتَہُمۡ بِاَیۡدِیۡہِمۡ وَ اَیۡدِی الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ٭ فَاعۡتَبِرُوۡا یٰۤاُولِی الۡاَبۡصَارِ ﴿۲﴾
Hoewal lazieee agharadjal lazieena kafaroe mien ahliel kietaabie mien dieyaariehiem lie awwaliel Hashr; maa zanantoem ay yaghroedjoe wa zannoeo annahoem maa nie'atoehoem hoesoenoehoem mienal laahie faataahoemoel laahoe mien haisoe lam yahtasieboe wa qazafa fiee qoeloebiehiemoer roe'ba yoeghrieboena boe yoetahoem bie aydieehiem wa aydiel moe'mienieena fa'tabieroe yaaa oeliel absaar
59:2 Hij is Degene Die de ongelovigen van de mensen van het boek bij de eerste confrontatie\bijeenkomst (van oorlog) uit hun huizen heeft verdreven. Jullie dachten niet dat ze zouden weggaan en zij dachten dat hun fort hen zou beschermen tegen Allah. Maar Allah kwam vanuit een kant die ze niet hadden verwacht. Hij gooide paniek in hun harten, zodat ze hun huizen met hun eigen handen en met de handen van de gelovigen, vernietigden. O mensen met inzicht, leer hieruit een les! (Notitie: het ging hier om de joodse stam Banoe al-Nadier die uit Madina verbannen werden vanwege het schenden van het verdrag. Toen de boodschapper van Allah naar Medina migreerde, sloot hij een vredesverdrag met de Joden waarin hij bepaalde dat hij niet tegen hen zou vechten en zij niet tegen hem.)

وَ لَوۡ لَاۤ اَنۡ کَتَبَ اللّٰہُ عَلَیۡہِمُ الۡجَلَآءَ لَعَذَّبَہُمۡ فِی الدُّنۡیَا ؕ وَ لَہُمۡ فِی الۡاٰخِرَۃِ عَذَابُ النَّارِ ﴿۳﴾
Wa law laaa an katabal laahoe 'alaihiemoel djalaaa'a la'azzabahoem fied doenyaa wa lahoem fiel Aaghieratie 'azaaboen Naar
59:3 Indien Allah de verbanning op hen niet zou opleggen, dan zou Hij hen zeker hebben gestraft gedurende deze wereld. In het hiernamaals is er voor hen de straf van het vuur.

ذٰلِکَ بِاَنَّہُمۡ شَآقُّوا اللّٰہَ وَ رَسُوۡلَہٗ ۚ وَ مَنۡ یُّشَآقِّ اللّٰہَ فَاِنَّ اللّٰہَ شَدِیۡدُ الۡعِقَابِ ﴿۴﴾
Zaalieka bie annahoem shaaqqoel laaha wa Rasoelahoe wa may yoeshaaaqqiel laaha fa iennal laaha shadieedoel-'ieqaab
59:4 Dat is omdat ze tegen Allah en zijn boodschapper tegenwerkten. En wie dan ook Allah tegenwerkt (weet) dan dat Allah streng is in het straffen.

مَا قَطَعۡتُمۡ مِّنۡ لِّیۡنَۃٍ اَوۡ تَرَکۡتُمُوۡہَا قَآئِمَۃً عَلٰۤی اُصُوۡلِہَا فَبِاِذۡنِ اللّٰہِ وَ لِیُخۡزِیَ الۡفٰسِقِیۡنَ ﴿۵﴾
Maa qata'toem miel lieenatien aw taraktoemoehaa qaaa'iematan'alaaa oesoeliehaa fabie iezniel laahie wa lieyoeghzieyal faasieqieen
59:5 Welke palmbomen jullie omkappen of niet omkappen, weet dat het met de toestemming van Allah was gebeurd. Dit (heeft Hij toegelaten) zodat Hij de provocerende ongehoorzame (onder jullie) kan vernederen.

وَ مَاۤ اَفَآءَ اللّٰہُ عَلٰی رَسُوۡلِہٖ مِنۡہُمۡ فَمَاۤ اَوۡجَفۡتُمۡ عَلَیۡہِ مِنۡ خَیۡلٍ وَّ لَا رِکَابٍ وَّ لٰکِنَّ اللّٰہَ یُسَلِّطُ رُسُلَہٗ عَلٰی مَنۡ یَّشَآءُ ؕ وَ اللّٰہُ عَلٰی کُلِّ شَیۡءٍ قَدِیۡرٌ ﴿۶﴾
Wa maaa afaaa'al laahoe 'alaaa Rasoeliehiee mienhoem famaaa awdjaftoem 'alaihie mien ghailieiew wa laa riekaabiew wa laakiennal laaha yoesallietoe Roesoelahoe 'alaa may yashaaa'; wallaahoe 'alaa koellie shai'ien Qadieer
59:6 En (wat betreft) datgeen (de buit), afkomstig van hen, wat terug gegeven was door Allah aan Zijn boodschapper, jullie hebben ervoor geen veldtochten/expedities op paarden en kamelen verricht. Allah geeft namelijk de heerschapij aan Zijn boodschapper over wie Hij wil. Allah is over alles Al-Qadier (Degene Die in staat is om alles te doen wat Hij wil).

مَاۤ اَفَآءَ اللّٰہُ عَلٰی رَسُوۡلِہٖ مِنۡ اَہۡلِ الۡقُرٰی فَلِلّٰہِ وَ لِلرَّسُوۡلِ وَ لِذِی الۡقُرۡبٰی وَ الۡیَتٰمٰی وَ الۡمَسٰکِیۡنِ وَ ابۡنِ السَّبِیۡلِ ۙ کَیۡ لَا یَکُوۡنَ دُوۡلَۃًۢ بَیۡنَ الۡاَغۡنِیَآءِ مِنۡکُمۡ ؕ وَ مَاۤ اٰتٰىکُمُ الرَّسُوۡلُ فَخُذُوۡہُ ٭ وَ مَا نَہٰىکُمۡ عَنۡہُ فَانۡتَہُوۡا ۚ وَ اتَّقُوا اللّٰہَ ؕ اِنَّ اللّٰہَ شَدِیۡدُ الۡعِقَابِ ۘ﴿۷﴾
Maaa afaaa'al laahoe 'alaa Rasoeliehiee mien ahliel qoeraa faliellaahie wa lier Rasoelie wa lieziel qoerbaa wal yataamaa walmasaakieenie wabnies sabieelie kai laa yakoena doelatam bainal aghnieyaaa'ie mien-koem; wa maaa aataakoemoer Rasoeloe faghoezoehoe wa maa nahaakoem 'anhoe fantahoe; wattaqoel laaha iennal laaha shadieedoel-'ieqaab
59:7 Datgeen wat terug gegeven was door Allah aan Zijn boodschapper, afkomstig van de mensen van de stad, is bestemd voor Allah en Zijn boodschapper en voor de familieleden, de wezen, de behoeftige, en de reizigers, zodat het niet circuleert onder de rijken van jullie. Wat de boodschapper ook aan jullie ervan geeft accepteer het en wat hij jullie ervan verbied neem er afstand van. Heb Taqwa (godsvreesheid) voor Allah. Zeer zeker, Allah is hard in het bestraffen.

لِلۡفُقَرَآءِ الۡمُہٰجِرِیۡنَ الَّذِیۡنَ اُخۡرِجُوۡا مِنۡ دِیَارِہِمۡ وَ اَمۡوَالِہِمۡ یَبۡتَغُوۡنَ فَضۡلًا مِّنَ اللّٰہِ وَ رِضۡوَانًا وَّ یَنۡصُرُوۡنَ اللّٰہَ وَ رَسُوۡلَہٗ ؕ اُولٰٓئِکَ ہُمُ الصّٰدِقُوۡنَ ۚ﴿۸﴾
Lielfoeqaraaa'iel Moehaadjie rieenal lazieena oeghriedjoe mien dieyaariehiem wa amwaaliehiem yabtaghoena fadlam mienal laahie wa riedwaanaw wa yansoeroenal laaha wa Rasoelah; oelaaa'ieka hoemoes saadieqoen
59:8 En (het is ook bestemd) voor de migranten die arm zijn, degenen die verdreven zijn van hun huizen en eigendommen zoekend naar de gunsten en de tevredenheid van Allah. Degenen die Allah en Zijn boodschapper helpen. Dat zijn degenen die streven naar de waarheid.

وَ الَّذِیۡنَ تَبَوَّؤُ الدَّارَ وَ الۡاِیۡمَانَ مِنۡ قَبۡلِہِمۡ یُحِبُّوۡنَ مَنۡ ہَاجَرَ اِلَیۡہِمۡ وَ لَا یَجِدُوۡنَ فِیۡ صُدُوۡرِہِمۡ حَاجَۃً مِّمَّاۤ اُوۡتُوۡا وَ یُؤۡثِرُوۡنَ عَلٰۤی اَنۡفُسِہِمۡ وَ لَوۡ کَانَ بِہِمۡ خَصَاصَۃٌ ؕ۟ وَ مَنۡ یُّوۡقَ شُحَّ نَفۡسِہٖ فَاُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡمُفۡلِحُوۡنَ ۚ﴿۹﴾
Wallazieena tabawwa'oed daara wal ieemaana mien qabliehiem yoehiebboena man haadjara ielaihiem wa laa yadjiedoena fiee soedoeriehiem haadjatam miemmaa oetoe wa yoe'sieroena 'alaa anfoesiehiem wa law kaana biehiem ghasaasah; wa may yoeqa shoehha nafsiehiee fa oelaaa'ieka hoemoel moefliehoen
59:9 En ook voor degenen, die een huis hebben en het geloof al eerder geaccepteerd hadden en die de emigranten lief hebben. Ze hebben geen verlangens in hun harten naar datgeen wat ze (de emigranten) hebben gekregen en geven hen de voorkeur boven zichzelf. Ondanks, dat ze zelf in armoede verkeren. Degene die zichzelf beschermd tegen de gierigheid van zijn "Nafs" (eigen ik), dat zijn degenen die groeien in succes.

وَ الَّذِیۡنَ جَآءُوۡ مِنۡۢ بَعۡدِہِمۡ یَقُوۡلُوۡنَ رَبَّنَا اغۡفِرۡ لَنَا وَ لِاِخۡوَانِنَا الَّذِیۡنَ سَبَقُوۡنَا بِالۡاِیۡمَانِ وَ لَا تَجۡعَلۡ فِیۡ قُلُوۡبِنَا غِلًّا لِّلَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا رَبَّنَاۤ اِنَّکَ رَءُوۡفٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۰۱﴾
Wallazieena djaaa'oe mien ba'diehiem yaqoeloena Rabbanagh fier lanaa wa lie ieghwaanie nal lazieena sabqoenaa biel ieemaanie wa laa tadj'al fiee qoeloebienaa ghiellaliel lazieena aamanoe rabbannaaa iennaka Ra'oefoer Rahieem
59:10 En (het is ook bestemd) voor degenen die het geloof na hen hebben geaccepteerd en zeggen: "Heer, vergeef ons en onze broeders die het geloof al eerder hebben aanvaard. Plaats geen haat naar degenen die geloven in onze harten. Heer, zonder twijfel U bent Raoef (de meest Vriendelijke), Rahiem (meest Barmhartig voor de gelovigen, zie 1:3)."

اَلَمۡ تَرَ اِلَی الَّذِیۡنَ نَافَقُوۡا یَقُوۡلُوۡنَ لِاِخۡوَانِہِمُ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا مِنۡ اَہۡلِ الۡکِتٰبِ لَئِنۡ اُخۡرِجۡتُمۡ لَنَخۡرُجَنَّ مَعَکُمۡ وَ لَا نُطِیۡعُ فِیۡکُمۡ اَحَدًا اَبَدًا ۙ وَّ اِنۡ قُوۡتِلۡتُمۡ لَنَنۡصُرَنَّکُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ یَشۡہَدُ اِنَّہُمۡ لَکٰذِبُوۡنَ ﴿۱۱﴾
Alam tara ielal lazieena naafaqoe yaqoeloena lie ieghwaaniehiemoel lazieena kafaroe mien ahliel kietaabie la'ien oeghriedjtoem lanaghroedjanna ma'akoem wa laa noetiee'oe fieekoem ahadan abadanw-wa ien qoetieltoem lanansoeran nakoem wallaahoe yashhadoe iennahoem lakaazieboen
59:11 Heb je (Mohammed v.z.m.h.) de hypocrieten niet geobserveerd, die tegen hun broeders, de ongelovigen van de mensen van het boek (andere joodse stammen), zeggen:" Als jullie (ook) verbannen worden, dan zullen wij zeker met jullie meegaan. We zullen niemand ooit gehoorzamen als het om jullie gaat. En indien jullie bevochten worden dan zullen we jullie helpen." Allah getuigt dat ze zonder twijfel liegen.

لَئِنۡ اُخۡرِجُوۡا لَا یَخۡرُجُوۡنَ مَعَہُمۡ ۚ وَ لَئِنۡ قُوۡتِلُوۡا لَا یَنۡصُرُوۡنَہُمۡ ۚ وَ لَئِنۡ نَّصَرُوۡہُمۡ لَیُوَلُّنَّ الۡاَدۡبَارَ ۟ ثُمَّ لَا یُنۡصَرُوۡنَ ﴿۲۱﴾
La'ien oeghriedjoe laa yaghroedjoena ma'ahoem wa la'ien qoetieloe laa yansoeroenahoem wa la'ien nasaroehoem la yoewalloennal adbaara soemma laa yoensaroen
59:12 Indien ze worden verbannen dan zullen ze niet met hen vertrekken en als ze worden bevochten dan zullen ze hen niet helpen. Maar als ze hen helpen, dan zullen ze zonder twijfel vluchten en dan worden ze (toch) niet geholpen.

لَاَنۡتُمۡ اَشَدُّ رَہۡبَۃً فِیۡ صُدُوۡرِہِمۡ مِّنَ اللّٰہِ ؕ ذٰلِکَ بِاَنَّہُمۡ قَوۡمٌ لَّا یَفۡقَہُوۡنَ ﴿۳۱﴾
La antoem ashaddoe rahbatan fiee soedoeriehiem mienal laah; zaalieka bie annahoem qawmoel laa yafqahoen
59:13 Zonder twijfel, voor jullie (de gelovigen) hebben ze een grotere angst in hun harten dan voor Allah. Dat is omdat ze een volk zijn dat niet begrijpt.

لَا یُقَاتِلُوۡنَکُمۡ جَمِیۡعًا اِلَّا فِیۡ قُرًی مُّحَصَّنَۃٍ اَوۡ مِنۡ وَّرَآءِ جُدُرٍ ؕ بَاۡسُہُمۡ بَیۡنَہُمۡ شَدِیۡدٌ ؕ تَحۡسَبُہُمۡ جَمِیۡعًا وَّ قُلُوۡبُہُمۡ شَتّٰی ؕ ذٰلِکَ بِاَنَّہُمۡ قَوۡمٌ لَّا یَعۡقِلُوۡنَ ﴿۴۱﴾
Laa yoeqaatieloenakoem djamiee'an iellaa fiee qoeram moehas sanatien aw miew waraaa'ie djoedoer; baasoehoem bainahoem shadieed; tahsaboehoem djamiee'anw-wa qoeloeboehoem shatta; zaalieka bieannahoem qawmoel laa ya'qieloen
59:14 Samen zullen zij niet tegen jullie strijden, behalve in gebarricadeerde steden of van achter muren. Hun strijd onderling is groot. Jij (Mohammed v.z.m.h.) denkt dat ze verenigd zijn, echter hun harten zijn verdeeld. Dat is omdat ze een volk zijn dat niet nadenkt.

کَمَثَلِ الَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلِہِمۡ قَرِیۡبًا ذَاقُوۡا وَبَالَ اَمۡرِہِمۡ ۚ وَ لَہُمۡ عَذَابٌ اَلِیۡمٌ ﴿۵۱﴾
Kamasaliel lazieena mien qabliehiem qarieeban zaaqoe wabaala amriehiem wa lahoem 'azaaboen alieem
59:15 Ze zijn netzoals als degenen die kort hiervoor de kwade gevolgen van hun daden hebben geproefd. Voor hen is er een pijnlijke straf (in het hiernamaals). (Notitie: hier wordt er gerefereerd naar de joodse stam Banu Qurayza. Zie ook Sahih Bukhari, boek 52,#68.)

کَمَثَلِ الشَّیۡطٰنِ اِذۡ قَالَ لِلۡاِنۡسَانِ اکۡفُرۡ ۚ فَلَمَّا کَفَرَ قَالَ اِنِّیۡ بَرِیۡٓءٌ مِّنۡکَ اِنِّیۡۤ اَخَافُ اللّٰہَ رَبَّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۶۱﴾
Kamasaliesh shaitaanie iezqaala liel iensaaniek foer falammaa kafara qaala ienniee barieee'oem mien-ka iennieee aghaafoel laaha rabbal 'aalamieen
59:16 (Of ze zijn) net zoals de satan. Wanneer hij tegen de mens zegt: "Bedek de waarheid", en wanneer hij (de mens) dan niet (meer) gelooft, zegt hij: "Zeer zeker ik neem afstand van jou. Zonder twijfel, ik vrees Allah, de Heer van de werelden."

فَکَانَ عَاقِبَتَہُمَاۤ اَنَّہُمَا فِی النَّارِ خَالِدَیۡنِ فِیۡہَا ؕ وَ ذٰلِکَ جَزٰٓؤُا الظّٰلِمِیۡنَ ﴿۷۱﴾
Fakaana 'aaqiebatahoemaaa annahoemaa fien naarie ghaaliedainie fieehaa; wa zaalieka djazaaa'oez zaaliemieen
59:17 Dus zal het einde van beiden het vuur zijn, eeuwig erin blijvend. Dat is de vergelding van de misdadigers.

یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوا اتَّقُوا اللّٰہَ وَ لۡتَنۡظُرۡ نَفۡسٌ مَّا قَدَّمَتۡ لِغَدٍ ۚ وَ اتَّقُوا اللّٰہَ ؕ اِنَّ اللّٰہَ خَبِیۡرٌۢ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۸۱﴾
Yaaa ayyoehal lazieena aamanoet taqoel-laaha; waltanzoer nafsoem maa qaddamat lieghadiew wattaqoeal laah; iennal laaha ghabieeroem biemaa ta'maloen
59:18 O gelovigen! Vrees\wees bewust van Allah en laat elke "Nafs" (persoon) kijken naar wat het voor morgen heeft voorbereid. Vrees\wees bewust van Allah! Zonder twijfel, Allah is bekend met alles (Al-Gabier) over datgeen wat jullie doen.

وَ لَا تَکُوۡنُوۡا کَالَّذِیۡنَ نَسُوا اللّٰہَ فَاَنۡسٰہُمۡ اَنۡفُسَہُمۡ ؕ اُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡفٰسِقُوۡنَ ﴿۹۱﴾
Wa laa takoenoe kallazieena nasoel laaha fa ansaahoem anfoesahoem; oelaaa'ieka hoemoel faasieqoen
59:19 En wees niet zoals degenen die Allah vergeten, zodat Hij (Allah) henzelf deed vergeten. Zij zijn provocerend ongehoorzaam (rebels gedrag).

لَا یَسۡتَوِیۡۤ اَصۡحٰبُ النَّارِ وَ اَصۡحٰبُ الۡجَنَّۃِ ؕ اَصۡحٰبُ الۡجَنَّۃِ ہُمُ الۡفَآئِزُوۡنَ ﴿۰۲﴾
Laa yastawieee as-haaboen naarie wa ashaaboel djannah; as haaboel djannatie hoemoel faaa'iezoen
59:20 (Weet dat) de (toekomstige) bewoners van het vuur in geen enkele opzichte gelijk zijn aan de (toekomstige) bewoners van het paradijs. De (toekomstige) bewoners van het paradijs, zij zijn de succesvollen.

لَوۡ اَنۡزَلۡنَا ہٰذَا الۡقُرۡاٰنَ عَلٰی جَبَلٍ لَّرَاَیۡتَہٗ خَاشِعًا مُّتَصَدِّعًا مِّنۡ خَشۡیَۃِ اللّٰہِ ؕ وَ تِلۡکَ الۡاَمۡثَالُ نَضۡرِبُہَا لِلنَّاسِ لَعَلَّہُمۡ یَتَفَکَّرُوۡنَ ﴿۱۲﴾
Law anzalnaa haazal qoeraana 'alaa djabieliel lara aytahoe ghaashie'am moeta saddie'am mien ghashieyatiel laah; wa tielkal amsaaloe nadrieboehaa liennaasie la'allahoem yatafakkaroen
59:21 Indien Wij (Allah) deze Koran hadden neergezonden op een berg, zonder enige twijfel, dan zou je zien dat het nederig (kleiner) zou worden en zich uiteen zou splijten uit vrees voor Allah. Deze voorbeelden geven Wij aan de mensen zodat ze erover kunnen nadenken.

ہُوَ اللّٰہُ الَّذِیۡ لَاۤ اِلٰہَ اِلَّا ہُوَ ۚ عٰلِمُ الۡغَیۡبِ وَ الشَّہَادَۃِ ۚ ہُوَ الرَّحۡمٰنُ الرَّحِیۡمُ ﴿۲۲﴾
Hoewal-laahoel-laziee laaa Ilaaha iellaa Hoewa 'Aaliemoel Ghaibie wash-shahaada; Hoewar Rahmaanoer-Rahieem
59:22 Hij is Allah, Degene waarvan, er geen (andere) godheid/deïteit is dan Hij, de Alwetende over de "Ghayb" (het ongeziene) en over datgeen wat getuigd kan worden (het geziene). Hij is Ar-Rahmaan (meest Barmhartige voor iedereen, zie 1:3), Ar-Rahiem (meest Barmhartige voor de gelovigen, zie 1:3).

ہُوَ اللّٰہُ الَّذِیۡ لَاۤ اِلٰہَ اِلَّا ہُوَ ۚ اَلۡمَلِکُ الۡقُدُّوۡسُ السَّلٰمُ الۡمُؤۡمِنُ الۡمُہَیۡمِنُ الۡعَزِیۡزُ الۡجَبَّارُ الۡمُتَکَبِّرُ ؕ سُبۡحٰنَ اللّٰہِ عَمَّا یُشۡرِکُوۡنَ ﴿۳۲﴾
Hoewal-laahoel-laziee laaa Ilaaha iellaa Hoewal-Maliekoel Qoeddoesoes-Salaamoel Moemienoel Moehaimienoel-'aAzieezoel djabbaaroel-Moetakabbier; Soebhaanal laahie 'Ammaa yoeshriekoen
59:23 Hij is Allah, Degene waarvan, er geen (andere) godheid/deïteit is dan Hij, Al-Malik (de Koning van het gehele koninkrijk), Al-Qoedoes (de meest Zuivere/Pure, vrij van enige verontreiniging), As-Salaam (de Schenker van Vrede), Al-Moe'mienoe (Degene Die veiligheid geeft, angst weghaalt), Al-MoeHaymien (de Beschermer), Al-Aziez (de Almachtige), Al-Djabaar (Degene Die dingen en mensen kan dwingen te doen wat Hij wil. Er is geen macht die Zijn besluit kan verwerpen of Zijn voorkeur kan veranderen. Zijn bevel en besluit is dominant over alles.), Al-Moetakabbier (de Bezitter van Grootheid). Soebhaan Allah (de ultieme perfectie, zonder enige tekortkoming is Allah) boven al datgeen wat ze vereenzelvigen (aan Allah).

ہُوَ اللّٰہُ الۡخَالِقُ الۡبَارِئُ الۡمُصَوِّرُ لَہُ الۡاَسۡمَآءُ الۡحُسۡنٰی ؕ یُسَبِّحُ لَہٗ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ۚ وَ ہُوَ الۡعَزِیۡزُ الۡحَکِیۡمُ ﴿۴۲﴾
Hoewal Laahoel ghaalieqoel Baarie 'oel Moesawwier; lahoel Asmaaa'oel Hoesnaa; yoesabbiehoe lahoe maa fies samaawaatie wal ardie wa Hoewal 'Azieezoel Hakieem
59:24 Hij is Allah, Al-Galiek (de Schepper), Al-Baarie (de Maker\Ontwerper), Al-Moesowwier (Degene Die alles vormgeeft). Aan Hem behoren 'Asmaa Al-Hoesna' (de schone namen) toe. Alles wat er in de hemelen en op aarde is verklaart de ultieme perfectie van Allah. Hij is de Al-Aziez (de Almachtige), Al-Hakiem (de Alwijze).


www.heiligekoran.nl